Dat moraal en ethiek binnen de Surinaamse politieke arena zoek zijn, hoeft volgens oud-districtscommissaris, docent en politiek-analist Hardeo Ramadhin beslist geen betoog. Dat de koop en verkoop van assembleeleden als een goed plaatsvinden, speelt zich vanaf de politieke geschiedenis zich af. Ramadhin geeft als voorbeeld mee de politieke situatie in Guyana, waarbij de coalitie 33 leden telt en de oppositie 32 leden. Na de verkiezing houdt deze situatie na 2½ jaar nog staande. Mocht zo een situatie zich voordoen in Suriname, dan zou er lang geld over de balk gesmeten worden om enkele politici te doen overlopen. Ramadhin praat dan in termen van koop en verkoop van assembleeleden. ‘Elk assembleelid zou goud waard zijn.’
Het gedrag van de overlopers neemt hij ook onder de loep. Ramadhin was er persoonlijk getuige van dat een politicus, de voorzitter van de NDP, uitmaakte voor Barabas. In niet mis te verstane woorden gaf hij aan hoe slecht de NDP-voorzitter is. En nauwelijks 4 dagen verder zit deze persoon in gezelschap van de NDP-voorzitter zijn eigen partijvoorzitter te kleineren. ‘Dus pas nadat hij gekozen is als assembleelid komt hij tot de ontdekking dat zijn partijvoorzitter een dictator is, dat hij geen verstand heeft van de politiek.’ Volgens Ramadhin vertelde deze politicus allerlei verhalen, die kant nog wal raakten alleen om zijn overloperij goed te praten. En dit heeft hem geen windeieren gelegd. Hij werd beloond met een ministersfunctie.
Ramadhin neemt ook in ogenschouw het gedrag van ministers, die zich ten koste van alles blijven vastklampen aan hun ministersstoel. Indien zich calamiteiten voordoen in bepaalde landen houden de ministers de eer aan zichzelf. Ze voelen zich verantwoordelijk ervoor en stellen hun portefeuille ter beschikking. Zo hield oud-minister van Ontwikkelingssamenwerking in Nederland, Jan Pronk, de eer aan zichzelf en trad hij af nadat hij door een glaasje bier gedronken te hebben, tegen een mast was aangereden. Er was daarbij niemand gewond geraakt. Hierbij stelt Ramadhin dat de moraal en ethiek van de desbetreffende personen van belang zijn. Opmerkelijk is dat indien deze kwestie van moraal en ethiek in de Surinaamse politiek aan de orde wordt gesteld, er selectief een oordeel wordt uitgesproken. De lijn wordt niet over de hele linie getrokken. Het consequent zijn, wordt niet gehanteerd. Ramadhin zegt tot slot dat voor het aanbrengen van verandering in de Surinaamse politiek kiezers moeten stemmen voor leiders met hoog moraal en ethiek.
Asha Gajadien-Bhagwat