Wij zien de blauwe kleur van de hemel maar vragen ons nooit af waarom de lucht waarvan wij leven daardoor ook niet blauw is. Wij vragen ons zelfs niet af hoe die blauwe kleur aan de hemelbol is ontstaan en of het geen gezichtsbedrog is. Wij begrijpen het niet. Maar zei niet Albert Einstein eens: ‘het onbegrijpelijkste van de wereld is dat hij begrijpelijk is’. Wij zoeken vaak naar de oplossing van vraagstukken die wij niet eens kunnen omschrijven. En weldenkende burgers weten dat juist deze probleemidentificatie de basis vormt voor gericht verder omgaan daarmee. Want het zou je maar moeten overkomen dat je de juiste oplossing hebt bedacht voor de verkeerde probleemdefiniëring of met de verkeerde oplossing komt voor de juiste probleemstelling. Wanneer ons potloodslijper het niet meer doet hebben wij op dat moment een probleem. Weliswaar een simpel probleem. Geen problematiek, dat stellig niet. Daarvoor moet het immers gaan om een geheel van problemen die in de ontstane probleemsituatie nauw met elkaar samenhangen. Dit kenmerkt immers ‘de problematiek’ waarover wij het zo vaak hebben. Voor studenten die middels werkcolleges nader kennis maken met het praktijkgerichte onderzoek ligt hierin overigens de essentie van de probleemanalyse, waarbij het gaat om het ontleden van een onderzoekobject ter verkrijging van inzicht in de samenstelling daarvan, hoe die geordend kan worden, zo nodig welke functie elk deelprobleem vervult alsmede de relaties tussen die delen. Bedenk dat ook begrippen als ‘systematiek’ en ‘methodiek’ zich lenen voor ontleding, eveneens in de gewenste mate van gedetailleerdheid. Komen met goede verklaringen door bewindslieden voor vraagstukken die opgelost moeten worden zou geen bezwaar opleveren wanneer vervolgens merkbaar verder gewerkt wordt aan de oplossing daarvan. Ministers moeten de gemeenschap niet confronteren met de vraagpunten waarmede zij te doen krijgen wanneer beleid geformuleerd en uitgevoerd moet worden terwijl zij vaak beseffen dat door gebrek aan financiële middelen, logistiek en deskundigheid geen oplossing in het verschiet ligt. Deze bewindspersonen moeten ons als belanghebbende burgers aan wiens stemrecht zij hun politieke status te danken hebben, duidelijk, op ondubbelzinnige wijze vertellen hoe zij hun beleids- en bestuurlijke problemen denken op te lossen. Vertel de oplossing, niet wat het probleem is. Bewindspersonen komen vaak met hun voornemens. Zij vertellen ons dan hoe zij over zekere feiten, situaties, omstandigheden, ontwikkelingen en verwikkelingen denken. Zij benadrukken dan hun goede bedoelingen om het beste voor ons tot stand te brengen. Maar hoe langer het probleemverschijnsel voortduurt, hoe intenser de vertekeningen daarover zullen worden. Waar politieke gezagsdragers in het kader van hun goede functionering behoefte hebben aan medewerking of begrip van gemeenschapszijde hebben burgers het recht op duidelijkheid. Maar al te vaak vragen beleidmakers de burgers geen aandacht te schenken aan onjuiste voorstellingen van zaken die van maatschappelijke betekenis zijn. Dat recht hebben zij. Doch daartegenover staat ook hun plicht de gemeenschap in alle oprechtheid te vertellen wat feitelijk gaande is. Ministers en regeringsleiding moeten steeds duidelijke taal spreken, telkens wanneer zij in hun hoedanigheid van beleidspersoon uitspraken in het openbaar doen. Deze personen moeten discussies met anderen en met organisaties niet uit de weg gaan. Van de slepende en slopende parlementaire debatten worden wij toch niets wijzer. Op het gebied van informatieoverdracht mag tussen het volk en de bewindvoerder geen obstakel liggen. Mediawerkers moeten hun informaties rechtstreeks van de politiek verantwoordelijken ontvangen. Wij vernemen ook nooit dat districts commissarissen organisaties en gezaghebbende personen periodiek in een samenzijn informeren over de in gang zijnde en toekomstige ontwikkelingen in het district. Tussen de DC. en de districtsgemeenschap bestaan geen gestructureerde vormen van direct beleidsoverleg. Deze burgers voelen zich daarom niet betrokken bij het publieke gebeuren. In het kader van de invoering van de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) worden tal van problematische verschijnselen aangehaald door de betrokken minister . De Inspecteur der Directe Belastingen heeft het organisatie- en kadervraagstuk van de Belastingdienst aan de orde gesteld. Vertel niet het formatieprobleem, maar vertel de oplossing daarvoor. De minister van grondzaken deelt ons mede dat houtkap geen kaalkap veroorzaakt. Duurzame bosexploitatie houdt zonder meer in dat de komende generaties volop zullen profiteren van al hetgeen thans en hierna met de bosrijke vegetatie van ons land wordt gedaan. De minister moet ons op bevattelijke wijze mededelen welk beleid in dit kader ontwikkeld is of wordt. Deze bewindspersoon heeft kort na haar aantreden duidelijk verkondigd dat het ministerie, vallende onder haar regime, als bedrijf zal worden ‘gerund’. Hoe de grondtrekken van haar voorgenomen beleid dienaangaande eruit zien, is ons nog niet voorgehouden. De problematiek verbonden aan het ministersambt en aan de positie van de topmanager in de omvangrijke en gecompliceerde bedrijfs- of overheidsorganisatie is, indien goed begrepen, verre van simpel. Wij kunnen ons voorstellen dat het daarbij zal gaan om een diversiteit aan taken die vragen om oriëntering op de gebieden van maatschappelijke, (bedrijfs)economische en politieke verhoudingen. Wij kunnen ons verder voorstellen dat eigenschappen als inzicht, visie ,voorstellingsvermogen, durf, fantasie, abstractie-, analytisch en combinatievermogen, doch vooral besluitvaardigheid wezenlijke accenten in hun functioneren zijn. Dit alles omwille van het probleemoplossend vermogen bij betrokkenen. Welke die problemen zijn is hun zorg, de oplossingen daarvoor is wat de werkgemeenschap in het bedrijf, in de overheidsorganisatie of de burgers willen vernemen . Niets meer, niets minder.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist