Kenneth Sukul van de Stichting Wederopbouw Rijstbouw Lareco vond het totaal niet interessant om afgelopen vrijdag naar de jaarrede van de waarnemend president te luisteren. Hij vindt het jammer dat er sinds de onafhankelijkheid van de Republiek Suriname, alleen maar gesproken wordt in plaats van echt werken. “Wij praten niet eens over kleine projecten die wij direct kunnen doen en direct resultaten mee kunnen boeken”, stelt Sukul.
Waarnemend president Aswin Adhin heeft in zijn jaarrede voor het dienstjaar 2018 vermeld dat voor 2018, 20.000 hectare meer padie ingezaaid zal worden dan in 2017. Er wordt uitgekeken naar een inzaai van 65.000 hectare. Dat geeft een productie, uitgaande van een gemiddelde opbrengst van 6,6 ton per hectare, van 430.000 ton rijst, waardoor ook de rijstexporten verder kunnen stijgen. In het kader van het Reverse Linkage Rijstproject met Maleisië zijn onder meer aromatische rijstvariëteiten met succes uitgetest. Adhin deelde mee dat in het komende seizoen een Farmersfield School zal worden opgezet om de resultaten hiervan met de rijstproducenten te delen.
Sukul gelooft er niet in dat onder de huidige omstandigheden dit voornemen te realiseren is. Hij heeft het over de situatie waarin er weinig tot niets gedaan wordt aan zowel de fysieke infrastructuur als structuur binnen de sector. “Netto hebben wij niet eens 50.000 hectaren aan arealen in Suriname. Coronie is uitgevallen (ruim 4500 hectaren). Wageningen is op minder dan de helft. Bruto zitten wij nu tegen de 40.000 hectaren aan wat ingezaaid kan worden. Het is een goed streven, maar ik zie het nog niet gebeuren”, stelt Sukul. Hij noemt als obstakel de irrigatiesystemen in geheel Suriname, die al sinds de jaren 80 roepen naar aandacht. De rechteroever van de Nickerierivier zit nog steeds met het probleem van water in de droge tijd.
Adhin gaf wel aan dat ter verhoging van de padie-productie het pompgemaal van Wageningen gerehabiliteerd zal worden, waardoor de producenten van Wageningen gegarandeerd zijn van voldoende irrigatiewater en de arealen aan de Nickerierivier en met name aan de rechteroever, ook voldoende water beschikbaar hebben. Echter blijkt, stelt Sukul, dat uit de planning die bekend is vanwege het ministerie van LVV, het irrigatieprobleem in dit gebied nog steeds niet opgelost zal worden. Tevens zit hij met open vragen over de hiermee gepaard gaande kosten die veel hoger zijn begroot dan eerder bekend werd (van US$ 3.2 miljoen naar US$ 9 miljoen).
Daarnaast beklemtoont Sukul dat een grotere productie automatisch betekent dat er meer aanbod zal zijn op de markt. Hij blikt terug naar de problemen van de boeren met de prijs, terwijl ook LVV hier geen structuur in brengt. “De boer blijft klagen”, stelt hij. Sukul vraagt tegelijkertijd naar maatregelen voor het overtollige padiekaf die vrijkomt bij een verhoogde productiegraad. Ook hier gaan kansen (voor bijvoorbeeld de energiesector) voorbij.
Al met al kampt de sector met een aantal gecompliceerde problemen, variërend van de kredietproblematiek (schuldaccumulatie, hoge rentepercentages), tot onvoldoende fiscale voorzieningen in het bijzonder op kapitaalgoederen, inputs, brandstoffen en smeermiddelen. Er is ook sprake van onderbenutting van de productiecapaciteit en lage productiviteit. Ook het institutioneel instrumentarium voor onderzoek en ontwikkeling van Centrum Landbouwkundig Onderzoek Suriname (Celos) wordt onvoldoende ingezet voor onderzoek ten behoeve van de rijstsector. Wellicht mede door gebrek aan oriëntatie en voldoende financiële middelen komt fundamenteel en toegepast onderzoek niet van de grond. Het Anne van Dijk Rijst Onderzoekscentrum Nickerie (Adron), dat belast is met veredelingsonderzoek, wordt reeds jaren geconfronteerd met een gebrek aan deskundig kader en financiële middelen. Hier is ook het Ontwikkelingsplan 2017-2021 duidelijk over.
De rijstprijzen zijn na de invoering van de Economic Partnership Agreement (EPA) in 2009 gedaald, enerzijds als gevolg van de afgenomen preferentie voor ACP-rijst en anderzijds door de concurrerende landen uit Azië (Vietnam en Cambodja). Voorts is het aandeel van Surinaamse rijst op de wereldmarkt gering. Er is onvoldoende participatie in de aanleg en het beheer van de infrastructuur door private organisaties. Waterschappen nemen nauwelijks verantwoordelijkheid voor onderhoud van de infrastructuur en waterbeheer. De vraag naar rijst in de Europese Unie, het Caribisch gebied en Zuid-Amerika is van belang voor de Surinaamse rijstproductie. Zo heeft het Caribisch gebied een importbehoefte van ongeveer 500.000 ton rijstproducten per jaar, welke voor een belangrijk deel van buiten de Caricom wordt ingevuld. De afspraken binnen Caricom worden onvoldoende nagekomen, terwijl exportkansen naar Zuid-Amerika onvoldoende worden benut.
Kavish Ganesh