De daden van de heldin Tetary Begum Janey zijn na 133 jaren, gisteren, vereeuwigd met een plek voor haar borstbeeld naast het presidentieel paleis, op de hoek van de Grote Combéweg en de Henck Arronstraat. De onthulling werd bijgewoond door vicepresident Ashwin Adhin, de minister van Arbeid, Soewarto Moestadja, raadadviseurs van de president, de directeur Cultuur en de ambassadeur van India in Suriname. Belangstellenden hebben zich ook aangesloten bij dit historisch moment. Adhin mocht de onthulling plegen namens de president. “Dekolonisatie van de geest”, zo typeerde Adhin het moment. Hij stond ook stil bij Barnet Liyon op wiens plaats het monument van Tetary nu staat. “Barnet Liyon was de meest gehate persoon onder de immigranten. Het is tijd om eer te betuigen aan de gevallen helden en heldinnen. Tetary is een voorbeeld van moed, zelfvertrouwen en zelfrespect” zei Adhin. Hij verwees ook naar de geschiedvervalsing die moet worden gecorrigeerd.
Tetary was de verpersoonlijking van het verzet van de Hindostaanse contractarbeiders tegen het kolonialisme. Zij was een leider, een onvermoeibare organisator, iemand die de vrouwen organiseerde, niet alleen tegen uitbuiting en onderdrukking door de planters, maar ook tegen de slechte behandeling door sommige Hindostaanse mannen. Zij is het type waar dichters en zangers lofdichten en liederen op maken.
Haar contractnummer is I-491. Zij kwam op 26 november 1880 als jong meisje van 24 jaar vanuit India naar Suriname met het Engelse schip Aisla II. Het dorp waar zij uit kwam was Moniar, in het district Patna. In haar dorp ontmoette Tetary een werver (ronselaar) die haar wist over te halen om te migreren. Zij had geen idee waar ze in terecht zou komen. In Suriname kwam ze in dienst van de planters G. Duyckinck & R.D. Currie op hun plantage Zorg en Hoop aan de Beneden Cottica. Een jaar voordat haar contract zou worden beëindigd werd ze geëxecuteerd. Tijdens een opstand op Zorg en Hoop werd ze op één meter afstand door een militair in haar hoofd geschoten.