De protestgroep ‘We Zijn Moe’ is momenteel niet erg actief in het veld. Er wordt veelal via social media getracht boodschappen te verspreiden, zoals vanaf het begin al werd gedaan. Curtis Hofwijks, trekker van deze actiegroep, stelt dat er met aandacht gekeken wordt naar de samenleving. “Je kunt nogal veel energie stoppen in iets, maar als de mensen daar niet warm voor lopen, kun jij je tijd liever anders besteden”, stelt Hofwijks.
Op de vraag als ‘We Zijn Moe’ nu minder gemotiveerd is dan zij voorheen was, reageert Hofwijks als volgt: “De groep is er nog steeds. Dezelfde groep mensen is er nog. Echter, een kleine groep mensen zal alles niet gedaan kunnen krijgen. Het is een taak van een gehele samenleving”, stelt Hofwijks. Hij verwijst naar de Bhagvata Geeta (hindoe heilig geschrift): “Als je niet vecht voor iets waarvan je houdt, moet je niet huilen als je het hebt verloren”. Hij past hetzelfde toe op de situatie in Suriname en de Surinamer. De toekomst van de Surinaamse samenleving ligt naar zijn oordeel nog steeds volledig in handen van dezelfde samenleving. “Wij horen steeds over de kostenverhogende maatregelen. Dit zijn geen dingen welke wij niet hebben voorzien. Het zijn dingen waarvoor wij eerder hebben gewaarschuwd”, stelt Hofwijks.
Als Surinamers de huidige situatie over zich heen willen laten komen, moeten zij naar Hofwijks zijn oordeel op een later tijdstip niet klagen. We Zijn Moe heeft leven ingeblazen gekregen, na aantreden van Desi Bouterse in zijn tweede termijn als president. Er werd gestart met het ter verantwoording roepen van volksvertegenwoordigers. Het initieel standpunt was om de regering te dwingen haar beleid drastisch te veranderen. Geëist werd dat de volksvertegenwoordigers hun werk naar behoren doen. In een later stadium werd het standpunt aangepast tot het niveau van ‘Weg met Bouta’ (aftreden van de regering werd geëist). Na enkele sterke, minder sterke, tot zelfs zwakke protestmanifestaties blijkt de groep, ondanks een stuk aanhang te hebben verworven, niet serieus te worden genomen door de regering.
Kavish Ganesh
