“Het importeren van voedsel moest additioneel zijn op de lokale productie. Het moest de lokale productie nooit hebben overgenomen”. Zo reageert Dayanand Dwarka op de discussies rond de aanpak van de pluimveesector in Suriname. Dwarka is 26 jaren secretaris geweest bij de Federatie van Agrariërs en Landarbeiders (FAL) en ruim 4 jaren voorzitter van de Agrarische raad bij de VHP. Als betrokken vakbondsleider in de agrarische sector vindt hij het nodig dat er goede beslissingen worden genomen, om de Surinaamse economie weer op het juiste spoor te krijgen.
De import van kip is in de jaren 90 gestart, toen er een dreigende schaarste was aan kip. Er zijn vergunningen verstrekt om de opgelopen schaarste in te lopen. Dit was een incidenteel besluit, dat uiteindelijk is uitgegroeid tot een structureel probleem voor de lokale producent. Kipvoorziening in Suriname door importen was in ieder geval niet de verwachting. ‘Afvalproducten’ werden gedumpt op de lokale markt. De lokale productie was met weinig impuls en weinig incentives, niet in staat om de concurrentieslag te maken. De import van kip en kipdelen heeft systematisch en met succes, een groter deel van de kipvoorziening op de markt overgenomen.
De lokale productie, is zoals eerder door de APSS gesteld, niet in staat om tegen de dumpproducten uit het buitenland te concurreren. Dit vooral vanwege het wegblijven van de nodige infrastructurele en fiscale ondersteuning door de overheid. “Andere landen hebben al wetgeving in orde gemaakt om hun lokale producten te beschermen tegen dumpproductie. Amerika bijvoorbeeld heeft een Anti Dumping Wet. In Suriname is het populistisch en goed voor regeerders om hun achterban te voorzien van goedkope producten”, stelt Dwarka.
Vanaf 1991 zijn er weinig efforts ondernomen om de lokale productie beter te beschermen. Zelfs bij de toetreding tot de Wereld Handelsorganisatie(WTO) is de situatie verergerd.
Het land is volgens Dwarka pas in staat om op eigen kracht vooruit te gaan wanneer sprake is van een stuk eigen productie. Dit zeker voor wat voedselproductie betreft. “Men onderschat de impact voor de lokale economie bij stimulering van deze sector”, meent hij.
De Stichting Wederopbouw Rijstcultuur Saramacca heeft vorige week haar misnoegen geuit over de wijze waarop de focus van discussies rond de pluimveesector wordt verlegd. In plaats van te spreken over hoe de sector wederom stevig op haar poten kan worden gebracht, wordt de focus gelegd op bijvoorbeeld de prijs van kip. Over hoe de productie zal stijgen, en hoe de Surinamer voldoende zal verdienen om de groei van deze productie te stimuleren wordt er concreet niet gesproken.
Dwarka vindt het jammer dat er gewoon gedacht wordt aan importeren en consumeren, in plaats van een stuk werkgelegenheid, deviezenbesparing en het multiplyer-effect naar andere sectoren.
Met de infrastructuur die momenteel nog beschikbaar is, bestaan er nog voldoende mogelijkheden om volledig te kunnen voorzien in de lokale behoefte. Het is een keuze die de beleidsmakers moeten maken.
Volgens Dwarka is het geen ingewikkeld onderwerp. “Natuurlijk heb je kennis, kunde en verstand nodig. Maar als Suriname in staat is geweest om ‘Staatsolie’ op te richten en in stand te houden, met het adagium van ‘Vertrouwen in eigen Kunnen’, wordt er duidelijk nog geen beleidskeuze gemaakt. De slogan van ‘Een voedselschuur voor het Caribisch gebied’ blijft zodoende maar een slogan op papier”, aldus Dwarka.
Kavish Ganesh