Diepe onvoldoende

Onze minister van onderwijs is nu een Boutist in merg en been, hij is uit de kast gekomen. Ook hij zal ‘zijn’ president niet laten vallen voor wie dan ook, hij zal hem met zijn leven beschermen. Deze loyaliteit moet men ook tonen als een andere politieke constellatie aan zet is en ministersposten en functies aan mensen worden aangeboden. Een Boutist is een onvoorwaardelijke volgeling van een persoon die ze blindelings volgen, evenzo een Lachmonist. Opmerkelijk is dat geen van deze persoonlijkheden hun ‘bijbel’ met hun ideologie op papier hebben gezet. Dat zegt iets over de volgelingen o.a. over hun gezondheidstoestand. In de onvoorwaardelijkheid is er geen plaats voor rationele overwegingen. In het onderwijs gaat het juist om de rationele overwegingen en het vormen van lerende individuen die aan zelfreflectie doen maar ook professionele analyses maken en aanpassingen plegen. Een volgeling van een mens die geen waarde heeft in een religie is geschikt en geknipt voor de politiek en politieke podia, maar niet om uitgerekend minister van onderwijs te zijn, wel van Defensie. Onze minister van Onderwijs noemt zich een pedagoog, maar kent de betekenis maar meer nog de lading van dat begrip niet. Onze minister heeft nooit met ons gedeeld – en dat had bij herhaling moeten geschieden – welke soort nieuwe Surinaamse burger hij voor de toekomst nastreeft. Welke soort burgers moet ons opvoedings- en onderwijssysteem voortbrengen? Dat weet onze minister niet en dat houdt hem ook niet bezig of hij kan zijn overtuiging daarover niet delen in onderwijskringen. Doorgaans streven volgelingen naar andere soortgenoten en dat transformaties daartoe plaatsvinden. Moeten alle leerlingen en studenten net als hem worden, volgelingen? Acht de minister zichzelf als een voorbeeld voor zijn studenten en leerlingen en voor de onderwijzers en leraren, de schoolleiders en de schoolbesturen op verschillende niveaus? Een Boutist is niet geschikt als minister van onderwijs, precies hoe een Lachmonist voor die functie niet geschikt is. We besteden aandacht aan de minister van onderwijs, omdat wij ettelijke keren hier hebben aangehaald dat de enige redding van Suriname ligt in de kinderen, die een generatie kunnen vormen die zaken anders aanpakt door bijvoorbeeld veel minder corrupt en rancuneus te zijn en kritiek te kunnen accepteren als onderdeel van de democratie en niet als teken van vijandschap. Onze minister heeft zich recentelijk weer op een dusdanige wijze uitgelaten, waarmee hij weer bevestigt dat hij niets kan betekenen voor ons onderwijs; hij is niet de juiste man op de juiste plek. Er is een complete stilstand opgetreden onder deze minister op het gebied van onderwijs. De minister heeft geen idee hoe hij het onderwijs van de grond zal krijgen naar een hoger niveau. De leegte wat betreft beleid heeft de minister in het begin proberen te compenseren door ‘Rambo’ te spelen en hier en daar personele maatregelen te treffen met de Personeelswet. We zeiden toen in 2015 dat het goed is als de minister een beroepshouding benadrukt, maar dat hij spoedig moet overgaan tot het maken van beleid, want er zijn enorme achterstanden en tientallen pilots op pilots die verheven moeten worden naar duurzame projecten. Ook moet de minister eerder werken met de onderwijswetgeving dan met de Personeelswet en minder onfrisse zaken ventileren over voormalige meerderen van hem die nu een hogere positie in de regering bekleden. Het past niet bij een onderwijsminister als hij uit de school klapt, het is gemeen en als de minister een vrouw was zou dat hem een predicaat beginnende met de letter ‘b’ opleveren. Er moet een hervorming plaatsvinden in het onderwijs. De leerplicht moet vervangen worden met de schoolplicht, met strengere verantwoordelijkheid voor ouders en verzorgers en in laatste instantie voor de staat. De schoolplichtige leeftijd van 16 jaar moet worden geïntroduceerd, zodat kinderen langer op school blijven. De doorstroom- en overgangsnomen en de aansluiting op elkaar van onderwijsvormen moet zodanig worden gewijzigd dat er geen uitvallers plaatsvinden. We hebben hier vaker gezegd dat het hoge percentage drop-outs bij de jongens een ontwikkeling van Suriname, waar de mens centraal staat, verhindert. Dit probleem heeft voor een deel te maken met curricula, de afstemming van types onderwijs op elkaar, de onevenwichtige feminisering in het onderwijzerskorps en gebrek aan staatsondersteuning aan kinderen tussen 4 en 16 jaar zodat men geen kinderarbeid en onderwijs met elkaar moet combineren om in leven te blijven en op school te blijven gaan. De minister heeft aan ons niet verteld dat er in het conditional-cash-transfer-programma ook ondersteuning zal worden verleend aan jongeren die geen ondersteuning krijgen van hun ouders en die door arbeid na schooltijd zichzelf bedruipen. Deze groep jongeren is groot, vooral onder de geürbaniseerde jongens en meisjes die behoren tot gemengde gezinnen. Er zijn vaders met meer dan 10 en 20 kinderen waarvoor ze niet kunnen zorgen. Bovendien is ons (beroeps)onderwijs niet afgestemd op de (toekomstige) skills die bedrijven van hun werknemers (zullen) eisen. We schreven recent ook over de geëscaleerde politisering van het onderwijs en zeker op de universiteit. De politisering van de universiteit als een banenmachine werd ingezet door het NF en is onder deze regering voortgezet. Deze politisering is zover gegaan dat men bij het aantrekken van universiteitsdocenten onervaren vrienden en kennissen faciliteert boven ervaren professionals die tientallen jaren studenten hebben begeleid. Ter conclusie moet gezegd worden dat de minister van onderwijs minder als een marktwijf maar meer als een onderwijsautoriteit een standpunt had moeten formuleren op basis van de geldende onderwijswet- en regelgeving over de ruzie die in Suriname is ontstaan tussen nepprofessoren en echte professoren. De manier waarop de heren zichzelf onderuit halen levert bedenkingen op en duidt op een politiek scenario. De minister van onderwijs heeft zich in deze wel weer verraden.

error: Kopiëren mag niet!