Welke kant op?

Mensen in beweging zijn goeddeels in staat hun bestemming vooraf vast te stellen. Het aankomen op de gewenste plaats is het doel, maar zeker geen einddoel. Want na het ene doel verschijnt er in het verlengde daarvan altijd weer iets aanvullends of vernieuwends te doen. Een onderscheid zo in de zin van tussenliggende, hoofd- en einddoelstellingen. Via het ene wordt het andere bereikt. Het opmerkelijke van deze doelstellingenhiërarchie is wel dat de opgaande lijn waarop zij zich bevinden, nimmer eindigt. Hooguit zou dit wel het geval zijn bij het projectmatig werken aan een vooraf gesteld doel. Immers, begin en einde zijn de vaste kenmerken van elk project. Er zijn in de publieke sfeer vele voorbeelden aan te halen van bestemmingen die ooit bereikt zijn waarna het dan ook ophield. Alles werd daarna weer als vanouds. Wij mensen zijn gewoontedieren. Moeten veranderen geeft een onprettig gevoel, het veroorzaakt innerlijke onrust. Zowel in het bedrijfs- als overheidsgebeuren bestaat de neiging aan het vertrouwde vast te klampen. Zijn de productieprocessen van de bedrijfsmanager eenmaal gecertificeerd, dan wordt daaraan strak de hand gehouden. Dit verschijnsel is het nadeel van certificering, zegt de Japanse grootheid prof dr. Kaoru Ishikawa. Certificering leidt tot stabilisering. Behoud van het kwaliteitscertificaat wordt dan een doelstelling en remt daardoor experimenteren af, zeggen kwaliteitsdeskundigen. Volgens hen moet daartegen gewaakt worden om verstarring in het voortbrengingsproces te voorkomen. Stabiliteit staat op gespannen voet met dynamiek en flexibiliteit. ‘’Waarom moeilijk doen als de verzameling van vertrouwde gewoonten ons zo faciliteert? Maar op termijn staat dit gelijk aan een langzame dood. Want als wij niet groeien, als wij niet leren, zijn wij stervende’’. Aldus Robert Quinn, wereldbekende autoriteit op het gebied van verandermanagement, die voorts erop wijst dat niemand diepgaande verandering wil, omdat het betekent dat men de controle over zaken kwijt raakt. Met het voorgaande als opmaat wordt hier dan gewezen op veranderaars in ons land die zich geleidelijk aan opmaken om (wederom) hun traditionele plannen voor een betere samenleving te ontvouwen. De bekende gezichten verschijnen weer op podia, in de kranten en op het beeldscherm. Welke bestemmingen in bestuurlijke zin hebben deze lieden, deze conformisten en traditionelen? Hier volgen daarvan enkele indrukken: herstel van democratie en rechtsstaat, maar ook van orde, wet en recht. Terugbrengen van het gevoel van veiligheid in ons land. Gelijke kansen voor iedereen. Welvaart en welzijn voor allen in de samenleving. De voedselschuur van de regio worden. Diversificeren van de economie. Maar ook ontwikkelen van een kenniseconomie en een kennissamenleving. Aanleggen van industrieparken. Verbeteren en vernieuwen van de infrastructuur. Welk dan? Technische of sociale infrastructuur? Zij weten het niet. Zij kennen dat onderscheid niet. Bestrijden van corruptie. Ja, u heeft goed gelezen! Exportbevordering. Goede zorg voor senioren en andere hulpbehoevenden. Toerismeontwikkeling. Onderwijsvernieuwingen. Huisvesting. Agrarische ontwikkeling. Zo kunnen wij nog een eindweegs voortgaan. Goede veranderingsplannen zijn generiek, ze zijn overdraagbaar. Daarom is bewustwording onder de Surinamers nu meer dan noodzakelijk. Het probleem van onze bestemmingsreizigers in de politiek, is dat zij van ons als burgers wel veranderingen verlangen en verwachten, maar dat zij zelf niet willen veranderen. Hun subjectieve belangen als politici houden zij onder het tapijt verborgen. Hun gedrag is even dubbelwaardig als dubbelhartig. Waar de een corrupt blijft, staat de ander passief glasheldere vormen van corruptie toe omwille van machtsbehoud. Waar de een bergen vol staatsmiddelen weet op te potten, is de economie stabiel, maar blijft het gemeenschapsleven labiel. Komt de ander een vette kas aantreffen, dan wordt dat over de balk gesmeten. Je vraagt je in gemoede af waar toch de collectieve stootkracht is van al die afgestudeerden op hbo-en universitair niveau. Hebben ook deze jongelui de kuddementaliteit? Zijn ook zij bereid steeds blinde volgelingen van partijleiders te zijn? Hebben zij geen eigen opvattingen over hoe verder? Hebben deze jonge burgers niet de durf zich te bundelen? Nemen zij genoegen met een matig functionerend parlement? Waar blijven zij met hun presentaties, krantenartikelen en andere publicaties, openbare discussies, studentenorganisaties, motivatiebijeenkomsten en zo voorts? Is dat wat de professor zegt of schrijft hun eenzijdige consumptie? Is het niet het oogmerk van het universitaire onderwijs dat daardoor het zelfdenkend en zelfoplossend vermogen bij studenten wordt ontwikkeld? Is de afwezigheid van jong afgestudeerden op het publieke forum iets om er trots op te zijn? Kritiek en commentaren komen steeds weer van dezelfde personen. Waar blijft toch het jonge Surinaamse intellect dat politiek (nog) niet is geïnfecteerd? Zij zijn in geen velden of wegen te bekennen. Ook nu niet.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist

error: Kopiëren mag niet!