In de goedgekeurde Elektriciteitswet van 10 maart 2016 is onder andere opgenomen, het ontwikkelen van een Energiesectorplan (ESP). In het kader hiervan heeft het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen (NH) een kick-off meeting “De ontwikkeling van het ESP voor de periode 2018-2023” gehouden op 28 maart 2017. Het opstellen van het ESP wordt gefinancierd door de Inter-American Development Bank (IDB) en zal door het bedrijf “Estudios Energéticos Consultores” (EEC) uit Uruguay worden ontwikkeld in samenwerking met een local counterpartgroep, bestaande uit leden van de NV EBS, SPCS en NH, onder leiding van Mickael Kopinsky. Uit de 6 bedrijven die bij een openbare aanbesteding een bod hebben gedaan, is er uiteindelijk gekozen voor EEC.
Waar critici zich op dit moment niet mee kunnen verenigen, is het feit dat men weer eens terugvalt op een buitenlands bedrijf en de Surinaamse deskundigheid wordt overgeslagen. Dit kan zeker wel lokaal gedaan worden. In het verleden zijn er energiestrategieën, beleid en operationalisatieplannen opgesteld. Er zijn scenario’s en strategieën opgesteld tot 2050, die nagenoeg nog steeds valide zijn. Complete transitieplannen en energie bezuinigings- en besparingsplannen zijn volledig uitgewerkt.
Dagblad Suriname verneemt van betrouwbare bronnen dat er lokaal ook is ingeschreven voor de aanbesteding, o.a. door enkele vakdeskundigen. NH was echter de mening toegedaan dat er met internationale bedrijven gewerkt moest worden. Het probleem met de buitenlandse ondernemingen is evenwel dat zij vaak de concrete context niet kennen. Een buitenlandse consultant zal weer helemaal van onderen uit moeten beginnen. En dat vergt veel meer tijd.
Nu kan er gesteld worden dat het bedrijf uit Uruguay met een lokale counterpart werkt. Echter zijn het (voornamelijk) technici die de zaak ook echt technisch zullen moeten bekijken. Dit, terwijl energie verdere implicaties heeft op industrialisatie, urbanplanning, ontwikkelingsvisie, (macro)economie, bevolkingspolitiek, etc. Daarnaast vragen critici zich af of er vooral bij het opstellen van de energiewet geen sprake was van conflict of interest. Kopinsky heeft meegewerkt aan de Energiewet en Wet op de Energie Autoriteit. In de energiewet staat er expliciet dat er een consultant aangetrokken moet worden om het energiesectorplan op te stellen en Kopinsky is dan nu de consultant.
Verder zitten in de groep Kopinsky (die zelf jaren bij EBS en Elgawa gewerkt heeft), de SPCS, EBS en NH. Critici stellen dat vanwege de betrokkenheid van deze actoren het plan niet veel anders zal zijn dan we al gewend zijn. Het is bekend dat in de energiewet er persoonlijke belangen van EBS en Staatsolie worden verdedigd. Met dit team wordt niet die transitie verwacht die koerst naar een nieuwe tarievenstructuur, meer renewable energy, efficiëntie, besparingen, etc. Deze spelers willen namelijk hun belangen behartigd zien. We hebben lokale kennis in huis over transities, strategie en beleid, tarieven, en ‘deployment strategies for new technologies’ als ‘smart grids’ en ‘building standards’. Bij NH, SPCS en EBS blijkt deze expertise er niet te zijn.
Er is een studierichting Renewable Energy Technology op de universiteit, die zeker wel delen van het plan zouden kunnen helpen ontwikkelen. Indien het vertrouwen daar niet gezocht kon worden, hadden critici tenminste het Planbureau in dit team gezien daar het ontwikkelingen projecteert waar de energieplannen op afgestemd zouden moeten zijn. De mogelijkheid zit er gelukkig wel in dat de consultant het Planbureau daadwerkelijk raadpleegt. De tijd zal het leren.
Kavish Ganesh