Wat transparantie voor de regering en de politiekvoering betekent in een land dat good governance en openbaarheid van bestuur hoog in zijn vaandel draagt bleek onlangs in Nederland toen een minister voor het achterhouden van informatie, de eer aan zichzelf hield. De minister werd niet opgeroepen om af te treden, er was nog geen motie van wantrouwen, uit beschaafdheid trad de minister zelf af voordat het zover kwam. De bestuurlijke degelijkheid dwingt bestuurders om een hoge ethiek aan de dag te leggen. Het aftreden van de minister heeft ook te maken gehad (weer) met diepgravende onderzoeksjournalistiek. In Suriname zou de hele achtergrond en jeugd en al zijn familie- en vriendenrelatie worden aangehaald op de staatsradio om hem ongeloofwaardig te maken. In Nederland heeft men niet gekeken naar de boodschapper, maar of zijn boodschap op waarheid berust. Hoe anders is het met de situatie in Suriname. In DNA wordt zowel door de oppositie als de coalitie informatie gevraagd over bijvoorbeeld de leningen die Suriname allemaal heeft gesloten. De minister van Financiën weigert om deze informatie te verschaffen aan het parlement, omdat volgens zijn uitleg hij ervan uitgaat dat (een deel van) het parlement uit achterlijke mensen bestaat. Hij gebruikt de uitdrukking ‘apen een scheermes in handen geven’. Regeren in Nederland is een wereld van een verschil vergeleken met regeren in Suriname. In Nederland wordt serieus omgegaan met de verantwoordelijkheden die men in handen krijgt, in Suriname regeert men op basis van ‘het recht van de sterkste’. In Suriname zijn bewindslieden niet weg te jagen in de regering, in het calvinistische Nederland hebben bestuurders veel zelfrespect. Het heeft allemaal te maken met beschaving die men mee moet krijgen uit de opvoeding. Naast de minister van Financiën is er een andere bewindsman die meer door zijn politieke afkomst (de op christelijke leest geschoeide DOE) enorm de typisch Surinaamse situatie tot uiting brengt en dat is de minister van NH.
Vorige week trad minister Ard van der Steur van Veiligheid en Justitie af na een debat over de zogenaamde Teeven-deal. Van der Steur was na Ivo Opstelten de tweede minister die over deze affaire moet aftreden. Eerder moesten ook staatssecretaris Fred Teeven – waarnaar de hele affaire is vernoemd – en parlementsvoorzitter Anouschka van Miltenburg opstappen. Cees H. werd in 1994 veroordeeld tot 4 jaar celstraf wegens grootschalige internationale hasjhandel. Een schikking werd in 2000 overeengekomen en in 2001 uitgevoerd over in beslag genomen geld. OM-man Teeven besloot echter om de schikking geheim te houden. Al in 2002 werden Kamervragen over de deal gesteld naar aanleiding van een uitzending van het programma Reporter. In 2014 kwam de deal opnieuw in een uitzending van Nieuwsuur, waarin nadere details werden onthuld en Justitie werd beticht van een witwasoperatie ten gunste van H. Concreet bewijs (het ‘bonnetje’ van de transactie) ontbrak aanvankelijk. Minister Opstelten zei toen dat een bedrag van ongeveer 1,25 miljoen gulden teruggegeven was aan H., maar dat het precieze bedrag was niet meer te achterhalen. Teeven zei dat hij het bedrag was vergeten. Advocaat Doedens meldde daarentegen een bedrag van bijna 5 miljoen gulden te hebben ontvangen. In maart 2015 werd door het ministerie alsnog het ‘bonnetje’ geleverd. Uit een verouderd financieel computersysteem bleek het werkelijke bedrag 4,7 miljoen gulden te zijn. Opstelten trad af omdat hij het parlement verkeerd had geïnformeerd, Teeven ook omdat zijn geloofwaardigheid als staatssecretaris was aangetast. Opstelten werd opgevolgd door Kamerlid en partijgenoot Ard van der Steur. De affaire werd op verzoek van de Tweede Kamer onderzocht door een commissie die in december 2015 concludeerde dat er geen duidelijke toelichting was over de hoogte van de boete en het beslag op de rekeningen van H. . Ook was er geen enkele rechtvaardiging voor het bewust onthouden van informatie aan de Belastingdienst omtrent de schikkingsafspraken. Kort na publicatie van het rapport trad Kamervoorzitter Van Miltenburg af, omdat zij een anonieme brief aan de Kamer met details over de Teevendeal had vernietigd. Een jaar later suggereerde Nieuwsuur-journalist Bas Haan dat Van der Steur nog tijdens Opsteltens bewind informatie over de Teevendeal voor zijn collega-Kamerleden achtergehouden had: met name de wetenschap dat Teeven zich het precieze bedrag in 2015 wél wist te herinneren. Nu valt Van der Steur over de affaire. De ‘pech’ die deze politici hebben, is dat ze in een geciviliseerde samenleving politiek bedrijven. In Suriname zou niemand zijn afgetreden. Uit deze zaak blijkt dat met het verliezen van geloofwaardigheid, de rol van journalisten, mede kennis dragen van informatie en anonieme brieven met informatie heel anders wordt omgegaan. Dat maakt dat Nederland altijd in de top 10 zit van de rangschikkingen en Suriname heel vaak aan de onderkant bengelt.