Sinds 1866 een rechtsstaat
Met de inwerkingtreding op 1 januari 1866 van het “Reglement op het beleid der Regering in de Kolonie Suriname” (uit 1865), werd de trias politica als staatsvorm op het grondgebied van de kolonie Suriname ingevoerd. (1) De onafhankelijke rechterlijke macht in handen van het Hof van Justitie, (2) de toen nog beperkte wetgevende macht in handen van de Koloniale Staten en (3) de aan de Gouverneur gedelegeerde uitvoerende macht, werden de drie hoekstenen van de rechtsstaat in de kolonie Suriname. De essentie van deze staatsvorm is het in stand houden van een zodanige machtsbalans tussen de drie staatsmachten, dat gegarandeerd is dat de wet voor een ieder gelijk is en een ieder op gelijke wijze toegang tot het recht heeft. Een voorwaarde, zonder welke de invoering van de rechtsstaat in de kolonie Suriname niet mogelijk zou zijn geweest, was de afschaffing van de slavernij in 1863. Die afschaffing was de staatsrechtelijke erkenning dat elke burger drager is van dezelfde rechten en plichten. Elke natuurlijke persoon op het grondgebied van de kolonie Suriname werd in 1863 rechtssubject, dat wil zeggen, drager van rechten en plichten vanaf de geboorte. Het meest fundamentele van die rechten was en is tot op heden het recht op leven en het recht op de bescherming daarvan. Dit recht op leven voor iedere burger werd in 1863 eindelijk wettelijk erkend en in 1866 in de toen geldende constitutie verankerd, na felle en succesvolle strijd daarvoor. Vanaf 1613 hebben inheemsen en daarna drie grote marrongemeenschappen, gestreden voor dat hoogste mensenrecht, het recht om drager te zijn van rechten, in het bijzonder van het recht op leven. Daarom herinneren wij ons Priary, Boni en andere Surinaamse vrijheidsstrijders.
Sinds 1948 een Parlementaire Democratie
De in 1866 ingevoerde rechtsstaat was echter niet volgroeid, omdat toen nog niet alle rechten aan alle burgers toekwamen. Met name bleef het overgrote deel van de bevolking uitgesloten van de zogenoemde politieke rechten, het actief en het passief kiesrecht. Met de invoering in 1948 van het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen werden ook deze politieke rechten voor iedere Surinaamse burger gelijk. Ook daarvoor is felle politieke strijd gevoerd door nationalisten als Sophie Redmond en Wim Bos Verschuur. Daarmee werd het fundament gelegd voor een politieke ontwikkeling die in 1954 uitkristalliseerde in autonomie voor de kolonie Suriname zoals vastgelegd in het “Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden”. Suriname verkreeg daarbij een autonome status ter zake het binnenlands bestuur, onder verantwoordelijkheid van een eigen landsregering die tot stand kwam na algemene, vrije en geheime verkiezingen. Die regering was bekleed met uitvoerende macht waarover verantwoording diende te worden afgelegd aan het Parlement van Suriname. Daarmee werd de parlementaire democratie als regeringsvorm in Suriname ingevoerd en werd de in 1866 geboren rechtsstaat, gestoeld op de trias politica, verder uitgebouwd.
In 1975 een Democratische Rechtsstaat
In de Grondwet van 1975, de geboorteakte van de Republiek Suriname, was die soevereine republiek dan ook ingebed in de door vrijheidsstrijd bevochten rechtsstaat, met een door politieke strijd verkregen parlementaire democratie. Suriname betrad op 25 november 1975 onder leiding van Henck Arron het internationaal statentoneel dan ook als een moderne democratische rechtsstaat, gestoeld op het beginsel van een scheiding der staatsmachten, de trias politica.
Van rechtsstaat naar machtsstaat
De Grondwet van 1975 was echter geen lang leven beschoren. Op 25 februari 1980 grepen opstandige militairen na een geëscaleerd vakbondsconflict met wapens de staatsmacht. Op grond van een vermeende contra-coup werd door de militaire machthebbers in augustus 1980 de Grondwet opgeschort en het parlement buitenwerking gesteld. Daarmee werd de bevolking haar politieke rechten ontnomen, hetgeen in het najaar van 1982 leidde tot massaal politiek protest van arbeiders, landbouwers, de middenklasse, het bedrijfsleven, medici, advocaten, vrouwenorganisaties en kerken. Dit protest verenigde zich in de “Associatie voor Democratie” bestaande uit 13 vooraanstaande maatschappelijke organisaties, die op 23 november 1982 een oproep tot democratisering deden aan de militaire machthebbers. Het militaire antwoord op deze vreedzame volksoproep tot democratisering werd op 7, 8 en 9 december 1982 gegeven. Om puur politiek machtsbehoud van de geïsoleerde militaire machthebbers, werden onder verkondiging van de grote leugen dat een couppoging verijdeld moest worden, 3 mediahuizen en een vakbondsgebouw in brand geschoten en werden 15 tegenstanders van de militaire dictatuur gemarteld en vermoord. Deze brute en uitsluitend politiek gemotiveerde moorden én het feit dat de daders gewoon vrijuit gingen, waren de ernstigste schending van het recht op leven, respectievelijk de grootste aanslag op de rechtsstaat Suriname sinds 1948. Suriname verkeerde na de Decembermoorden in een maatschappelijke shocktoestand. Het intellectuele room was figuurlijk vermorst of ontvluchte letterlijk Suriname. De militaire machthebbers, aangemoedigd door salon revolutionairen, maakten jacht op een ieder die verdacht werd van sympathie met de “oude politiek”, hetgeen een stroom van bannelingen naar het buitenland tot gevolg had. De democratische rechtsstaat maakte plaats voor de militaire machtsstaat, onder leiding van Desiré Bouterse.
Binnenlandse Oorlog van 1986 tot 1989
Op de Decembermoorden volgde een periode van rauwe militaire dictatuur. De Nationale Militaire Raad regeerde met ijzeren hand en militairen controleerden de overgebleven media. Maar ook in Suriname, had zoals elders in de wereld, militaire dictatuur gewapend verzet daartegen tot gevolg. Ronnie Brunswijk, een uit Moengo Tapoe afkomstige ex-militair, begon in juli 1986 een guerrilla achtige aanval op het Nationaal leger. Dat leger sloeg hard terug, waarbij marrondorpen in Oost-Suriname niet ontzien werden en waardoor grote aantallen marronjongeren zich bij het Jungle Commando aansloten. Het gewapend verzet tegen de militaire dictatuur kreeg ook steun uit Paramaribo en van in het buitenland verblijvende bannelingen. De Binnenlandse Oorlog die tot 1989 woedde was een feit. Gedurende deze oorlog werden zoals genoegzaam bekend, ernstige oorlogsmisdaden begaan, zowel door militairen als door rebellen en vermeende rebellen. De machtsstaat onder leiding van Desiré Bouterse en het gewapend verzet daartegen, eisten een schier onbetaalbare tol aan menselijk leed en economische verwoesting. Suriname verkeerde in een staat van ontreddering. Begin 1987 zochten de militaire machthebbers letterlijk hulp bij de zogenoemde “oude politieke” partijen. Het beruchte Leonsberg-akkoord leidde ertoe dat in september 1987 bij referendum een nieuwe Grondwet werd aangenomen, waarin echter het “Militaire Gezag” een prominente plaats behield. Op 25 november 1987 werden er verkiezingen gehouden en het leek erop alsof de democratie goeddeels werd hersteld. Voor een deel van het grondgebied gold echter nog steeds een noodtoestand en de Binnenlandse Oorlog smeulde voort.
Jaren 90
Suriname begon de jaren 90 van de vorige eeuw dan ook in een staat van economische verloedering en een Binnenlandse Oorlog zonder overwinnaar, maar met vele verliezers. In een kennelijke poging de status qou te doorbreken pleegde op 24 december 1990 het Militair Gezag onder leiding van Desi Bouterse wederom een staatsgreep, door telefonisch President Ramsewak Shankar mee te delen dat het paleis omsingeld was en dat hij werd vervangen. Voor de tweede keer sinds 1981 werd een democratisch gekozen President door dreiging met militaire macht afgezet en trokken militairen de uitvoerende macht naar zich toe. De democratische rechtsstaat werd door Desiré Bouterse weer buitenspel gezet. Ditmaal gelukkig voor korte duur, omdat in mei 1991 verkiezingen plaatsvonden. Bovendien werd bij de wijziging van de Grondwet in 1992 het Militair Gezag uit de Grondwet verwijderd. Daarmee werd op democratische wijze het laatste restje militaire macht uit de constitutie verwijderd, hetgeen vooral een verdienste van Fred Derby genoemd mag worden. In 1992 werd mede door inzet van Rufus Nooitmeer en Jagernath Lachmon met de rebellen een vredesakkoord gesloten, welk in augustus 1992 door President Ronald Venetiaan werd bekrachtigd.
Geen volledig herstel rechtsstaat
Het herstel van de democratie in 1991 leidde echter niet tot geheel herstel van de rechtsstaat. Immers, de veelvuldige politiek gemotiveerde moorden en oorlogsmisdaden gepleegd sinds 1980 werden niet vervolgd en dus niet berecht. In het ene geval waarbij wetsdienaren gepoogd hebben wel een onderzoek in te stellen naar oorlogsmisdaden, stuitte dat op gewelddadige militaire tegenwerking, waaronder zelfs de openlijke moord op politie inspecteur Gooding op 5 augustus 1990. Het Openbaar Ministerie verklaarde bij het onderzoek naar deze schokkende moord te zijn gestuit op een “blinde muur”, lees militaire muur. Het beginsel dat de wet voor een ieder geldt, werd dus niet hersteld. De strafwet die moorden verbiedt en vervolging van de daders eist, gold niet voor de militaire machthebbers en rebellenleiders. Deze situatie van een geschonden rechtsstaat bleef gedurende de jaren 90 van de vorige eeuw ongewijzigd.
Symbool voor de rechtsstaat
In het najaar van 2000 namen de 8 december nabestaanden de moedige stap om vervolging van de daders te eisen, daarbij moreel ondersteund door President Ronald Venetiaan. Onder leiding van Fred Kruisland richtten de nabestaanden een verzoek aan het Hof van Justitie om de vervolging van die moorden te bevelen. Dat bevel werd in oktober 2000, een maand voor de verjaring van deze moorden, inderdaad gegeven. In 2001 startte het gerechtelijk vooronderzoek en in 2007 werden 25 personen, waaronder Desiré Bouterse, gedagvaard voor de op 8 en 9 december 1982 gepleegde moorden. Daarmee werden de 8 decembermoorden, de enige tijdens de militaire dictatuur gepleegde politiek gemotiveerde moorden, waarbij op de grondslag van de trias politica het recht zijn beloop scheen te krijgen. Het 8 decembermoordenproces werd een voor Suriname uniek proces, enig in haar soort sinds 1980, en daardoor een symbool voor herstel van de rechtsstaat Suriname.
Aanslag door DNA
Het 8 decembermoordenproces was in maart 2012 eindelijk zover gevorderd dat de Krijgsraad slechts de datum voor het houden van de strafeis door de Auditeur-Militair moest vaststellen. Als donderslag bij heldere hemel namen politieke aanhangers van de hoofdverdachte – die in 2010 tot President was gekozen – in De Nationale Assemblee in april 2012 binnen enkele dagen een wijziging van de Amnestiewet 1987 aan. Bij die Amnestiewet 2012 werd in afwijking van de Amnestiewet 1987, ook voor moord, en uitdrukkelijk aan de plegers van de moorden op 8 en 9 december 1982, amnestie verleend. Deze ongrondwettelijke aanslag op het decembermoordenstrafproces door De Nationale Assemblee, had grote nationale en internationale protesten tot gevolg. Het was een ernstige schending van het recht van de nabestaanden op vervolging van de verdachten, in strijd met de Grondwet en met het mensenrechtenverdrag van de Organisatie van Amerikaanse Staten. Door de wetgevende macht werd de scheiding der machten opzij gezet en de rechtsstaat geofferd voor het persoonlijk belang van met name de hoofdverdachte, Desiré Bouterse, om niet berecht te worden. De Krijgsraad nam ten aanzien van deze ongrondwettelijke inmenging in zijn rechtspleging eenvoudig gezegd een twijfelachtige houding aan en verwees op 11 mei 2012 de zaak naar het nog niet ingestelde Constitutioneel Hof om te beslissen of de Amnestiewet 2012 in strijd is met de Grondwet.
Aanslag DNA afgeslagen door rechterlijke macht
Ondertussen had één verdachte, die wenst dat hij formeel wordt vrijgesproken, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Krijgsraad om de zaak naar het Constitutioneel Hof te verwijzen. Het Hof van Justitie nam in dat hoger beroep op 27 januari 2014 een niet mis te verstane beslissing die er op neerkwam dat de Krijgsraad de opdracht kreeg de zaak tegen die verdachte, voort te zetten, ondanks de Amnestiewet 2012. Mede naar aanleiding van die beslissing, hebben de 8 december nabestaanden in mei 2015 een hernieuwd verzoek gericht aan het Hof van Justitie om wederom de berechting van alle 8 decemberverdachten te bevelen. Het Hof van Justitie heeft zich in deze consequent en weer ferm opgesteld en heeft bij beschikking van 27 november 2015 inderdaad de Procureur-Generaal bevolen de vervolgingen voort te zetten. De Krijgsraad heeft vervolgens op verzoek van de Procureur-Generaal op 9 juni 2016 de schorsingen van alle 8 decembermoorden strafzaken opgeheven, waarmee dit symbool voor de rechtsstaat weer geheel op de rails was en de Amnestiewet 2012 definitief van onwaarde werd. Daarmee werd de aanslag van de wetgevende macht op het 8 decembermoorden-proces door de rechterlijke macht juridisch afgeslagen.
Aanslag door de uitvoerende macht
De Krijgsraad stelde vervolgens vast dat de Auditeur-Militaire op 30 juni 2016 zijn strafeis diende te houden. Zover is het echter niet gekomen, omdat één dag daarvoor, te weten op 29 juni 2016, de in 2015 herkozen President, die nog steeds hoofdverdachte is, met zijn uitvoerende macht ingreep. Bij resolutie werd aan de Procureur-Generaal het bevel gegeven om het 8 decembermoordenproces te beëindigen. Met de grote leugen dat de staatsveiligheid in gevaar is gebracht door de beslissing van de Krijgsraad om het decembermoordenproces voort te zetten, is artikel 148 van de Grondwet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het gegeven is en dus misbruikt. Hiermee pleegde nu ook de uitvoerende macht, onder leiding van de hoofdverdachte in zijn hoedanigheid van President, een regelrechte aanslag op het 8 decembermoordenproces.
Vereenzelviging met de rechtsstaat
Door deze in de geschiedenis van Suriname ongekende aanslagen van eerst de wetgevende macht en daarna de uitvoerende macht op het 8 decembermoordenproces, is dat symbool voor de rechtsstaat juist vereenzelvigd geworden met de rechtstaat Suriname. Een ieder die zowel maatschappelijk als politiek als staatsrechtelijk niet blind is, ziet dat de rechtsstaat Suriname dreigt te worden opgeofferd aan het puur persoonlijk belang van met name de hoofdverdachte, Desiré Bouterse, om niet berecht te worden. De rechtsstaat zelve, die een waarborg moet zijn dat het recht voor een ieder geldt en dat geen enkele staatsmacht dat hoofdbeginsel kan doorbreken, zal staan of vallen met het wel of niet voortzetten van het 8 decembermoordenproces.
Onheilspellende voortekenen
De Krijgsraad heeft aangegeven dat hij op 30 januari 2017 een beslissing zal geven over het wel of niet voortzetten van het 8 decembermoordenproces. In het OAS verdrag, de Grondwet, het Wetboek van Strafvordering, alsmede in de jurisprudentie van zowel het Hof van Justitie als van de Krijgsraad, zijn er meer dan voldoende juridische gronden waarop de Krijgsraad kan beslissen dat het 8 decembermoordenproces wordt voortgezet. Dat lijkt mij vanuit een strafrechtelijk én een staatsrechtelijke standpunt ook de enige juiste beslissing. Indien die beslissing valt wordt de hamvraag of de hoofdverdachte zich daarbij zal neerleggen, althans geen andere dan rechtsmiddelen daartegen zal aanwenden en zich zal onthouden van elke inzet van machtsmiddelen. De voortekenen zijn helaas zeer onheilspellend. Door de President, die in privé hoofdverdachte is, en door de minister van Justitie en Politie, is de rechterlijke macht in 2016 na zijn beslissingen in het decembermoordenproces, op ongepaste en ongehoorde wijze vals beschuldigd van het in gevaar brengen van de staatsveiligheid en zelfs samenspannen met buitenlandse machten tegen de hoofdverdachte. Nooit eerder in de geschiedenis van de rechtsstaat Suriname heeft een uitvoerende macht zo frontaal en bedreigend de rechterlijke macht aangevallen.
Rechtsstaat voort zetten
De komende beslissing van de Krijgsraad in het 8 decembermoordenproces wordt daarom van historische betekenis voor de toekomst van de rechtsstaat Suriname. Ik hoop voor Suriname dat de onafhankelijke rechterlijke macht niet terug zal deinzen voor de openlijke bedreigingen en intimidaties van de uitvoerende macht en niet over zich heen zal laten gaan dat met misbruik van de Grondwet de rechtsstaat wijkt voor het puur individueel belang van moordverdachten. Suriname verdient het en is het aan haar strijdbare mannen en vrouwen die ons zijn voorgegaan verplicht om haar geschiedenis als rechtsstaat sinds 1866, voort te zetten.
H.A.M. Essed