Achter het weren van de vrije pers gaat een verborgen wens schuil om (weer) harde censuur toe te passen. De vrije pers speelt in de ontwikkeling van landen een belangrijke rol, evenals de overige segmenten van de civil society. De vrije pers functioneert op basis van het grondrecht dat een ieder in Suriname het recht heeft om door de drukpers of andere communicatiemiddelen zijn gedachten of gevoelens te openbaren en zijn mening te uiten. De grondwet zegt daarbij dat iedereen die dat doet zijn ‘verantwoordelijkheid volgens de wet’ in acht moet nemen. Dit laatste betekent dat het recht van de vrije pers, de media niet stellen boven de wet. De wet blijft voor hun van toepassing zijn. Er zijn andere grondrechten, zoals het recht op privacy en bescherming tegen huisvredebreuk die in botsing kunnen komen tegen het recht van de vrije pers. De vraag rijst in deze ook of burgers het recht hebben om te liegen en of de vrije pers het recht heeft om leugens te verspreiden. Hierbij moet wel onderscheid worden gemaakt tussen verschillende plausibele opvattingen en het moedwillig verspreiden van (exacte) gegevens, die verifieerbaar anders zijn. Alhoewel het verspreiden van leugens op zich niet strafbaar is gesteld, is er over het algemeen een moreel-ethische afwijzing tegen het liegen. Sterker nog, er is een moreel-ethische op de religie gebaseerd gebod om de waarheid te zeggen. Duidelijk is dus dat het duidelijk liegen op zich niet strafbaar is. Wat wel rechtens relevant is, is het liegen met de bedoeling om derden te beschadigen, terwijl die beschadiging niet gerechtvaardigd is. Deze schade kan zich materieel of immaterieel manifesteren en in deze gevallen wijst de rechter maatregelen toe die de benadeelde enigszins kunnen compenseren. De vrije pers heeft voor zichzelf de rol opgeëist om ontwikkelingen en verwikkelingen in de samenleving te verzamelen en deze beschikbaar te stellen aan degenen die zich aan deze bundeling van informatie blootstellen. Die informatie is voor een deel informatief van aard, waarbij bij de weergave het beoordelings- en verwerkingsvermogen van de betreffende personen een rol spelen. Dat betekent dat onderwerpen niet uitputtend of over de hele breedte of onvolledig worden besproken. Verder bevat deze verzameling van informatie voor een deel opiniestukken van de burgerij en van het medium zelf die op zich ook ‘burger’ is. Verder kunnen er in deze verzameling van informatie eigen analyses of die van derden voorkomen, waarbij afhankelijk en het methodiek van het onderwerp uitkomsten exact steeds hetzelfde moeten zijn of verschillend. Het is opvallend en vaststaand in de verschillende landen dat regeringen met goed bestuur, toch nog kritiek ontvangen, maar daarmee geen moeite hebben, tenzij zware inbreuk wordt gemaakt op strafregels of andere grondrechten. Opvallend is ook dat in arme corrupte landen, regeringen steeds moeite hebben met de media en met de internationale instituten waaronder die onder de VN. De vrije media hanteren voor de evenwichtigheid het principe van hoor en wederhoor wanneer het risico van schade aanwezig is. Dat impliceert dat partijen bereid moeten zijn om mee te werken aan het proces van hoor en wederhoor. Wanneer deze bereidwilligheid ontbreekt en dit zou betekenen dat bepaalde berichten dan redelijkerwijs niet dienen te worden gepubliceerd, dan betekent dit dat er indirect sprake is van censuur en ook een blokkade en boycot van het grondrecht van de vrije pers. Gelukkig is er geen sprake van bovenstaand gevolg wanneer partijen niet meewerken aan hoor en wederhoor. Er zijn in de afgelopen periode leden van het kabinet geweest die om irrationele redenen ervoor hebben gekozen om toe te staan dat berichten over hun ministerie en hun beleidsgebied worden gepubliceerd, zonder dat zij medewerking verlenen aan het proces van hoor en wederhoor. Dat betekent dus dat deze ministers geen rekening mee houden dat door onvolledige informatie of presentatie van een eenzijdige opinie, schade ontstaat aan hun ministerie en de regering. Dat betekent dus dat deze ministers bezig zijn om de regering waarvan ze deel zijn, te ondergraven door schade aan hun ministerie in de hand te werken. Er zijn delen van de regering die verder niet in staat zijn om antwoord te geven op vragen die gesteld worden door de samenleving, omdat ze hun vakgebied niet beheersen en besluiten moeten nemen waar zij niet achter staan. Verder zijn er ministers die moedwillig schade berokkenen aan de samenleving voor hun eigen financieel gewin en dat moeten de media niet naar buiten brengen. Er zijn ministers die de internationale rol van de media die zelf in het internationaal en regionaal systeem is ingebed, niet accepteren. Er zijn bewindslieden die niet gewend zijn om van mening te verschillen en toch vreedzaam samen te leven. Over het algemeen is het logisch dat wat er in de media zal verschijnen in een land dat geacht wordt een ‘serieus corruptieprobleem’ te hebben, minder positief zal zijn, dan in landen waar er met eerlijkheid omgegaan wordt met belastinggelden. Wanneer het geld van de bevolking wordt verbrast en wanbeleid daarmee wordt gefinancierd, dan gaat de burger daarover vragen stellen. Dat is wat gestreefd wordt met de ‘wet openbaarheid van bestuur’. De vrije pers is in elk geval voor kwalitatieve presentaties niet afhankelijk van de medewerking van beleidsmakers, omdat deze beleidsmakers ook niet het recht hebben om direct of indirect te censureren. Wie zwijgt, zegt immers ook een heleboel.