Op vrijdag 25 november 2016 heeft ons land haar 41 jaren van onafhankelijkheid herdacht. Als wij de periode van 41 jaren afzetten tegen de ontwikkelingen die zich hebben voltrokken en de huidige financiële en maatschappelijke status, dan zal elke oprechte “Srananman en uma” diep bedroefd zijn gesteld. Laten hypocrieten u niet wijs maken dat het niet zo is en laten wij wel vanuit een positieve blik bekeken, stellen dat wij als volk trots mogen zijn. Trots zijn, waarop?
Is uw scribent een staatsvijand of negativist als de realiteit onder ogen wordt genomen en zich afvraagt of wij trots moeten zijn op: onze grote verdeeldheid; discriminatie op basis van etnische afkomst; het koesteren van laagwaardige politici die zichzelf verrijken en het land financieel en moreel verarmen; de hoge mate van laag ontwikkelde bevolking en a-nationale opstelling; de laag ontwikkelde productie sector; onze financieel- economische situatie; het oogluikend toelaten van moreel verval; de sergeanten coup, de 8 december moorden en de vuile binnenlandse oorlog; het niet kunnen uitvoeren van beheersdaden op het aan ons toebehorende Tigri gebied.
Wij zijn politiek en maatschappelijk zo verdeeld dat een, op de koop toe vrouwelijke, parlementariër namens haar fractie verkondigt dat er sprake is van stemmingmakerij als gevraagd wordt om middelen vrij te maken voor criminaliteitsbestrijding, terwijl meisjes van 12 jaar in huis worden beroofd en verkracht, hoogbejaarden worden gekneveld, mishandeld en op wreedaardige wijze vermoord!
Hebt u een beeld van hoeveel mensen ernstig pinaren en een “hondse” leven “lijden?”
Hebt u eens strak in de ogen gekeken van de jongetjes van 6 of 7 jaar die, in de felle zon tegen half vier in de middag, knippa’s verkopen tussen de rijdende auto’s aan de van ‘t Hogerhuysstraat? Het doet pijn om hun kinderlijke verlangens en behoeftes waarnaar zij smachten, maar onbereikbaar lijken te zijn, te ervaren. Ook al gaat het in deze om een van de meest gehate en gediscrimineerde etnische groepen, “koeli’s en djoeka’s”, binnen onze hypocriete samenleving, het zijn onze Surinamertjes wiens kinderrechten worden geschonden. Bent u ervan op de hoogte hoeveel kinderen niet naar school gaan en hoeveel seksueel worden misbruikt, dan wel geestelijk en lichamelijk worden mishandeld?
Bent u op de hoogte van het jongetje dat dringend begeleiding en liefde nodig heeft, maar het onderwijsveld hem zo ver mogelijk van afhoudt?
Wordt hij als onhandelbaar ervaren omdat hij zich niet kan concentreren en klasgenoten telkenmale slaat?
Is het gedrag vreemd daar zijn jonge moeder hem dagelijks ernstig in elkaar “timmert” om zijn “overall wanordelijk” gedrag? Schrikken wij maar slechts even op, van de beelden als tijdens moeder-/ vaderdag enkele organisaties pakketten verstrekken aan personen die in nood verkeren? Hoevelen van ons hebben “ballen” getoond om de eenmans actie van een moedige jonge Surinamer te ondersteunen voor een beter Suriname, met aandacht voor corruptie en de verzwaring van de levenslast door “franchepane beleid”?
Dwingen wij van politici af om een gedegen ontwikkelingsplan te presenteren waarbij een rationele ontwikkeling op realistische basis kan worden verwezenlijkt?
Zijn wij in staat politici te dirigeren om een vruchtbare toekomst te creëren voor niet alleen de huidige generatie maar meer nog voor ons nageslacht?
Durven wij te ageren tegen ernstige intimidatie uit de politieke hoek?
Durven Surinamers op te komen tegen een stelletje hoogbejaarde zuiplappen die de ontwikkeling van ons land in een wurggreep houden?
Het geeft wel een goed gevoel dat een persoon eveneens van hoge leeftijd karakter heeft getoond en zijn principes niet heeft verruild voor een hypocriete verering!
P.S. Moeten wij als bevolking trots zijn op ons zelf en de financieel- maatschappelijke status van het land op de dag van de “onafhankelijkheid”, welke wij niet eens al strijdend hebben verwezenlijkt?
Zingen wij de tekst in ons volkslied slechts als formaliteit, kunnen wij daar inhoud aan geven?
Drs. Frits Lalay