Bij de oprichting van de Caricom lag het in de bedoeling dat er een gemeenschappelijke markt zou worden gecreëerd voor leden van de organisatie en zeker met gelijke kansen voor ieder lid. Echter blijkt al geruime tijd (inside-out view) dat Suriname op één of ander manier aan de kant geschoven wordt wat zijn exporten betreft naar Caricom-landen die tegelijkertijd ook behoren tot de Commonwealth-landen. Voorbeelden daarvan zijn gezien bij exporten van Rudisa, CIC, Margarine en Vetten Fabriek en recent nog Doksenclub.
Voorzitter Prahlad Sewdien van de Federatie van Surinaamse Agrariërs (FSA) vindt in dit kader de stap van minister Soeresh Algoe van Landbouw, Veeteelt en Visserij een belangrijke zet. De minister heeft in april 2016 de situatie van Doksenclub op het tafel van de Caricom Council for Trade and Economic Development (Coted) geplaatst. Dat is onlangs in behandeling geworden met als gevolg, dat Trinidad en Tobago werd aangemaand om zijn interne zaken op orde te stellen, zodat Suriname haar doksen op de Trinidadiaanse markt kan aanbieden.
“Binnen heel Caricom wordt Suriname als een buitenbeentje gezien. Een groot deel van de Caricomlanden zit ook in de Commonwealth. Die gaan elkaar dus altijd in bescherming nemen. Ze vinden altijd wat om drempels op te leggen. Je moet echt op hun nek gaan zitten, om die acceptatie te krijgen”, stelt Sewdien. Dat Trinidad nu zijn wetgeving moet aanpassen om Surinaamse producten te accepteren, zou volgens Sewdien ook allang moeten zijn gebeurd. Dit is volgens hem ook een van de stokken om de exporteur te slaan. “Wij zeggen heel gemakkelijk dat wij de Caricom kunnen voorzien van onze producten, maar dan stuit je heel gauw op zulke zaken. Zelfs Europa die gebruikelijk streng is bij onze groenten, is minder streng dan een Barbados”, stelt Sewdien.
De oorzaak van deze houding zou in de richting van de potentie van Suriname kunnen worden gezocht. Het kan zijn dat de andere Caricomlanden de potentie van Suriname inzien en hem daarom geen groeimogelijkheden aanbieden of weet Suriname zijn potentie niet goed te verdedigen. Sewdien echter denkt dat het antwoord juist in het midden van deze twee uitganspunten moet worden gezocht. “Wij hebben misschien er te gemakkelijk over nagedacht. Wij dachten dat wij derdewereldlanden elkaar zouden ondersteunen en helpen. Er is te lichtvaardig over nagedacht. Een ieder beschermt nu zijn eigen markt nu. Het kan ook aan onze zwakte liggen. Wij zijn misschien niet te agressief. Het is dan nog een proces welke wij moeten doorlopen. Het is nu tijd dat de private sector agressiever wordt”, aldus Sewdien.