Een agro-ondernemer die voor de tweede keer de award voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) heeft gewonnen, is de mening toegedaan dat in Suriname er geen vertrouwen in de agrarische sector is. Deze uitspraak moet niet lichtelijk worden opgevat en zegt wat over het ministerie van LVV en het flankerend beleid richting de landbouwsector in het algemeen. Een mvo award in de landbouwsector wordt niet zomaar gewonnen. In de eerste plaats draait het bij de landbouwsector in het kader van mvo om de wijze waarop met het milieu wordt omgegaan. Dat is het milieu in ruime zin, maar ook de directe omgeving waarbij we denken aan de buurt en het werkmilieu. Daarnaast komt bij mvo ook aan de orde de wereldwijd gepropageerde ‘good agricultural practices’ (GAP) oftewel de goede agrarische praktijken. Dat heeft te maken met de voedselveiligheid. GAP wordt al een hele tijd onderwezen door de lokale kantoren van LVV en de voorlichtingsafdelingen hebben daar een voortreffelijke job gedaan. Deze voorlichtingsafdelingen hebben in vele ressorten kunnen doordringen tot de lokale boeren onder andere door professionele hantering van taalgebruik en innovatieve manieren van lokaal geadapteerde communicatie. GAP is in vele ressorten bekend en de manier en het nut van zelfregulering onder begeleiding is voldoende doorgedrongen tot de boeren. De credit moet dus aan de lokale voorlichtingsafdelingen (van de ressorten en regio’s) worden gegeven. Behalve de GAP spelen bij de mvo ook een rol de arbeidsstandaarden die in acht zijn genomen bij het voortbrengen van het product. De agro-sector wordt gerekend tot de meest gevaarlijke sectoren in de economie. Daarnaast lopen de werkers in deze sectoren, vanwege een mogelijk lage scholing, kans om uitgebuit te worden. Ook buitenlandse werkkrachten kunnen daaronder vallen. Bij het verlenen van de mvo award moet zeker daarop zijn gelet. Het is in elk geval een positief teken dat de VSB als bedrijfsleven- en werkgeversorganisatie zoveel aandacht besteedt aan mvo. Mvo is belangrijk in landen waar de nationale stand van de regels slecht is, bijvoorbeeld als we kijken naar de milieu- en de sociale regels. De mvo-regels bepalen dan dat voldoen aan de nationale regels nog niet genoeg is om te kunnen worden gerekend tot maatschappelijk verantwoord ondernemerschap (mvo). Soms zijn er op bepaalde gebieden geen regels of zijn de regels zeer gebrekkig. In deze gevallen moeten de bedrijven boven het minimum gaan om te voldoen aan de mvo-standaarden. De VSB is zelf nu bezig om de bedrijven te begeleiden zodat deze kunnen voldoen aan de mvo-standaarden. De VSB moet voor dit programma worden gecomplimenteerd. Aan de andere kant is het wel zo dat met name de milieu- en sociale wetten in het land op gegeven moment zodanig op niveau komen, dat het belang van mvo afneemt in die zin dat de wetgeving verantwoord ondernemerschap covert. De wetgeving moet dan zodanig zijn dat de drieledige duurzaamheid wordt gedekt: dat activiteiten langdurig en voorspelbaar continue zijn, dat activiteiten de sociale structuur van de samenleving niet vernietigen en dat het milieu niet erdoor wordt vernietigd. Opvallend zijn de kosten die de ondernemer noemt die gepaard moeten gaan met het verkrijgen van het certificaat van ‘Global GAP’. De ondernemer heeft al 2 miljoen SRD geinvesteerd en hij is nog niet klaar. De vraag rijst waarom zoveel geïnvesteerd moet worden om een bedrijf GAP certified te maken. De vraag rijst ook of het niet voorkomen kan worden dat deze kosten worden gemaakt, doordat bedrijven bij de opzet al Global GAP gestuurd worden. Dit laatste betekent dus dat bedrijven vanaf het begin advies krijgen hoe ze hun landbouwbedrijf moeten opzetten, zodat ze niet moeten investeren in reparaties en aanpassingen. De vraag rijst ook of het niet mogelijk is dat de staat helpt met de GAP-investeringen. Een belangrijk punt dat de ondernemer aanhaalt is dat van het residulaboratorium. Exporteurs moeten per product 90 euro betalen voor een residu-controle. Er is een laboratorium van de LVV enkele jaren terug in vlammen opgegaan. Nu zegt de minister dat hij uitgerekend heeft hoeveel geld het zal kosten om het laboratorium in orde te krijgen: US$ 1,6 miljoen. De vraag rijst nu hier weer waarom we uit leningen die bestemd zijn voor de productie (IMF, IsDB, CDB) dit bedrag niet kunnen vragen. Hoe word je immers een landbouwschuur zonder een residulaboratorium? Dit project is transparant en helder te financieren. De LVV-minister zegt nu pas dat er geen geld is, en al die tijd heeft hij het gehad over het exporteren van groenten en fruit. Is men dan serieus als het residulab, transport en opslag duur en moeilijk voor handen zijn? Deze projecten zijn heel transparant te formuleren en gemakkelijk te financieren. Waarom duurt het allemaal zo lang?