Bij de 70ste sessie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft onze minister van Buitenlandse Zaken, de diplomaat Niermala S. Badrising, namens de president van de Republiek Suriname het woord gericht tot de internationale gemeenschap. Deze minister heeft in de marges van de algemene vergadering meetings gehad met zijn collega’s, waaruit een heleboel technische overeenkomsten zou moeten voortvloeien. Opmerkelijk daarbij was de meeting met het Indonesische college. Indonesië wordt evenals India onterecht te vaak gezien als louter het land waar een deel van onze voorouders vandaan kwamen. Dat is een zware onderschatting van deze landen en leidt tot een behoorlijke onderbenutting van de omvangrijke economische kansen die deze landen bieden. Op geen van de ambassades zijn er zware economische lobby’s, die kansen creëren voor de grassroots en de KMO’s van Suriname in de landbouwsector bijvoorbeeld, de coöperatieve sector, op het gebied van de ontwikkeling van microkredietsystemen, branding van de inheemse industrieën en geneeswijzen, biologisch landbouw, onderwijs en technisch vakonderwijs. Het is onduidelijk wat er op de Indonesische ambassade gebeurt. In de periode 2010-2015 werd het te bont gemaakt door een amateur, die geplaatst werd omdat haar man de voorzitter was van een coalitiepartij. We zeiden eerder dat het erop leek dat de mevrouw verbannen werd naar het land, voor meer bewegingsruimte voor de partner hier. Deze ambassadepost is zwaar verwaarloosd geweest vanaf die periode, terwijl door investeringen vanuit Indonesië hier veel werkgelegenheid kan worden gecreëerd. Ook eerder en nog steeds wordt India te veel gezien als een land waar we banden mee moeten hebben, omdat een deel van de bevolking van Suriname roots in dat land zou hebben liggen. Om duidelijk te zijn, de banden tussen India en Suriname is niet vanwege de roots. Er is een behoorlijk verschil inmiddels in cultuur opgetreden tussen de India en Suriname wat betreft de Hindoestaanse Surinamers. De Indiase ambassade promoot bijvoorbeeld op het culturele vlak de Indiase cultuur en taal en dat is niet gelijk aan het bevorderen en conserveren van de Sarnami taal en cultuur. Datzelfde geldt voor Indonesië. Deze landen moeten nu primair geplaatst worden in de economische strategie van Suriname, om foreign direct investment aan te trekken. Als er mogelijkheden zijn voor onze ondernemers om goederen en diensten in India of Indonesië aan te bieden, dan moet dat ook gestimuleerd worden. We stelden eerder dat zulks ook het geval moet zijn in Zuid Afrika. Het economische beleid via onze ambassades, de economische diplomatie, is een aangelegenheid die aangestuurd moet worden via Buza, dat op dit stuk zeer korte lijnen moet hebben met HI, LVV, TCT, RO, VSB, Asfa, Akmos en de sociale ministeries, zoals Arbeid en Onderwijs. De economische diplomatie van Suriname, welke door president Bouterse werd genoemd in 2010 en daarna een jaar werd herhaald, is nooit goed van de grond gekomen. De ambassadeurs zijn niet doordrongen van hun rol in het gezond maken van de economie. Het grootste probleem lijkt, met de laatste perikelen op de ambassade in India, dat ambassadeurs er geen zin in hebben om voor gratis en niets andere burgers in het land rijk te maken. Men wil zelf in die deal zitten (zie IAP NV), men wil commissies of men laat alles voor wat het is (zie de karige output vanuit alle ambassades). De Buza-minister die wel kan netwerken, is mede debet aan het niet van de grond komen van de economische diplomatie. Bij de VN verklaarde de Buza-minister dat Suriname zich committeert aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen en dat is geen leugen. Bijna alle ministeries, met uitzondering van enkele, waaronder TCT, uiten zich herhaaldelijk in termen van de SDG’s. Voor de nieuwe ontwikkelingsdoelstellingen zijn aparte subdoelen geïdentificeerd voor toerisme, TCT moet zijn rol daarin herkennen. Ministeries die voorlopen in de SDG-vertaling zijn Volksgezondheid met Health in All Policies, Arbeid met Decent Work, Sozavo, Biza en RO die het totale pakket van 17 SDG’s vrij vroeg in het Sranangtongo heeft vertaald, maar het nu meer zichtbaar moet maken. De Buza-minister benadrukte dat Suriname als klein land 8% van het onaangetast tropisch regenwoud herbergt. Dat is iets wat we door kortzichtigheid en persoonlijke mijnbouw- en bosbouwbelangen van onze heren politici niet kunnen cashen. De Buza-minister benadrukte dat we het groenste land op aarde zijn en dat onze zoetwaterreserves 10-15% van de zoetwaterreserves van de wereld uitmaken. Dat is indrukwekkend en massief, maar we verdienen er als samenleving niets aan. Dat we het groenste land op aarde zijn, zo moeten we steeds ons land naar buiten uitdragen. De minister benadrukte dat we grote klimaatdreigingen hebben en wij zeggen dat deze klimaatdreigingen, ondanks het feit dat we een Surinaamse klimaatverandering-professor hebben, ons land zal wegvagen van de kaart. De klimaatdreigingen staat bij geen enkele politieke partij van formaat op de agenda, wel bij kleine als de APS. De minister zei dat de kleine landen geld nodig hebben voor beschermende maatregelen, maar als iemand de minister na haar toespraak zou vragen hoeveel Suriname nodig heeft, dan zou ze met een mond vol tanden staan en calls naar Suriname zouden haar niet helpen. Geen enkele organisaties in ons land heeft een bedrag bij benadering genoemd dat nodig is om beschermende maatregelen te treffen.