Een terugblik in de geschiedenis van Suriname

Het begint nu zoetjes aan voor iedereen duidelijk te worden dat Suriname vergeleken met de landen om ons heen ver achter is op ontwikkelingsgebied. Bij diverse gesprekken met mensen die het wel kunnen weten wordt dan duidelijk gemaakt dat deze achterstand niet alleen heeft gelegen aan de economische politiekvoering van de Surinaamse overheid, maar dat het voor het overgrote deel te wijten is aan de tekortkomingen die wij hebben overgenomen van het toenmalige moederland. Er wordt in dit verband dan steeds verwezen naar het verre verleden in de Surinaamse geschiedenis. De geschiedenis van Suriname, en wel vanaf de periode vanaf voor de vrijverklaring van de slavernij en de periode daarna worden dan nader aan een beschouwing onderworpen. Nadat Amerika werd ontdekt hebben vele Europese landen vrijwel alle delen van dit werelddeel gekoloniseerd. Suriname is niet bespaard gebleven. In 1650 waren het de Engelsen. In 1663 kregen twee personen het gebied in volle eigendom. En de kolonie nam in bloei toe. Na de komst van de joden namen het aantal landbouwplantages toe. Alle landbouwproducten waren voor de Europese markten bestemd, de afzet was goed geregeld. Op 1 mei 1660 nam Nederland Suriname van de Engelsen over. Het land werd in 1683 aan een vennootschap van drie aandeelhouders overgedragen. Het voornemen was om grootlandbouw te beoefenen. Om de gebieden goed te kunnen bewerken werden, op voorstel van een priester, Afrikaanse negers uit Afrika naar Suriname gehaald. Zij werden tot slaven gemaakt en aan dwangarbeid onderworpen. Gedurende 1845 – 1852 arriveerden ruim 200 kolonisten in Suriname. Na een periode van intensieve arbeid hebben de overgeblevenen zich een bestaan kunnen verwerven. Het bestaande drie mans vennootschap werd in 1791 opgeheven en er werd voor de kolonie een comité ingesteld dat het bestuur in handen kreeg. Maar het oppergezag werd nog steeds vanuit Nederland gedirigeerd. Er kwam een keerpunt in de slavernij toen op 1 juli 1863 de vrijheid van de slaven werd geproclameerd. Gezegd wordt dat ruim 33000 mensen toen werden vrijverklaard in Suriname. Maar zij moesten hierna toch nog gedurende tien jaar verplichte contractarbeid verrichten. In 1946 werd er door Surinamers een autonomiebeweging tot stand gebracht. Het doel was om Nederland ertoe te bewegen om het bestuur van het land vanuit Suriname en mede door Surinamers te doen geschieden. Het gelukte in 1948 dat Suriname van Nederland het Algemeen Kiesrecht voor mannen en vrouwen toegekend kreeg. De eerste verkiezingen vonden plaats in mei 1949. Met deze verkiezingen verwierf Suriname het recht van zelf bestuur. Het waren overwegend etnische en religieuze politieke partijen die in die tijd mee deden aan die verkiezingen. Nederland stichtte in 1947 een welvaartsfonds voor Suriname en stelde 40.000.000,- Nederlandse Guldens ter beschikking. Dit ten behoeve van de verdere ontwikkeling van het land. Er werd later voor Suriname een Tienjarenplan ingesteld dat zou lopen van 1955 tot 1965. Van het verbonden bedrag zou Nederland een derde deel bijdragen, een derde deel in de vorm van een lening aan Suriname en een derde deel moest ons land zelf opbrengen. De realisatie van de Professor Blommenstein stuwdam zou ook moeten bijdragen aan de economische groei. Er is vervolgens bij de staatkundige onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975 middels een verdrag het bedrag van 3.5 miljard aan Suriname gegeven. De looptijd van de besteding hiervan werd door Nederland op 15 jaren gesteld. Ook hebben bevriende landen de afgelopen jaren handreikingen aan Suriname gedaan ter realisering van enkele microprojecten voor de samenleving. De opbrengsten uit onze natuurlijke hulpbronnen moeten ook worden gerekend tot een aanmerkelijke bijdrage aan de ontwikkeling van Suriname. Dat er met dit alles enige ontwikkeling voor Suriname is gebracht valt niet te ontkennen. De uitbreiding van woonwijken is ook een duidelijk voorbeeld van hoe het ook wel kan. Maar alles bij elkaar opgeteld blijkt het nu bij lange na niet voldoende te zijn geweest. Onze achterstand, in vergelijking met de omliggende landen, is opmerkelijk. En als we achterom kijken dan ontkomen wij niet aan de indruk dat de achtereenvolgende overheden de ontwikkeling van het mooie land Suriname niet op het juiste spoor hebben weten te zetten. Gezien de potentie welke in onze natuurlijke hulpbronnen verscholen zit is het heel jammer te moeten constateren dat het aan het onafhankelijke Suriname tot nu toe niet is gelukt om de zo noodzakelijke economische groei voor de Surinaamse samenleving van de grond te krijgen. De regering mag best wel weten dat het volk van Suriname vol verwachting, maar met een kloppend hart, uitkijkt naar wat de toekomst ons bieden zal.
Edward Marbach

error: Kopiëren mag niet!