“Landbouw is voltooid verleden tijd voor Suriname. Wij hebben geen positie om te kunnen concurreren. Suriname was tot 1798 een geweldig landbouwland. Met de technologie van toen was het land concurrerend genoeg. Daarna kwamen er nieuwe ontwikkelingen, welke Suriname niet meer kon bijbenen. Alle landbouwgewassen die wij hier kunnen planten, kun je elders goedkoper planten en je krijgt een betere kwaliteit.” Voor bulkproducten, om de Surinaamse economie erop te baseren, zijn er volgens Ferrier geen potentiele gewassen in Suriname. Naar zijn mening kan Suriname niet gewoon een land zijn van kokosaanplanten. “In vergelijking met de concurrentiepositie van Indonesië bijvoorbeeld, die bijkans 15 miljoen hectare kokos plant, wordt een investering in Suriname niet rendabel. Wij kunnen maximaal 50.000 hectaren aanplanten. Wie ben je dan om te willen concurreren? Wij hebben tevens de mensen niet om het werk te doen. Onze mensen zijn “te ontwikkeld” om met een houwer en tjap te werken…” zegt Ferrier in Dagblad Suriname van vrijdag 26 augustus 2016.
Leendert Doerga
Het failliet en bankroet zijn van Suriname mag en kan uitsluitend worden verklaard door interne oorzaken. Het vernietigen van de productie en export (wie egie sanie) van Suriname, het maken van Suriname tot een importland is eveneens een maaksel van onze interne “beleidsmakers” en politieke machthebbers (zgn. eerbiedwaardige gezagsdragers). Selectieve investeringen vanaf 1975 in nagenoeg uitsluitend de mijnbouwsector, patronage politiek, verdeel- en heerspolitiek en etnische politiekvoering (lui en lekker ambtenaarschap in de staatsambtenarij) heeft onze economie uiterst kwetsbaar gemaakt. De daling van de internationale grondstoffenprijzen zullen altijd funest zijn voor kleine kwetsbare economieën als Suriname. De politieke elites aan het hoofd van de staat verliezen hun greep op de samenleving. Samen met armoede, omvangrijke werkloosheid, zeer hoge inflatie worden etnische en religieuze groepen op sleeptouw genomen, kartels met bedrijven (importeurs) gesloten (import handel-landbouw) om de bevolking te knechten (patronage) en toe-eigening door de politieke elite van grote lappen staatsdomeingronden, die grondstoffen zoals bauxiet, goud, olie, hout herbergen (concessies).Tevens vorstelijke staatsinkomens en staatspensioenen voor de politieke elite en hun gezinsleden. Bestaande vruchtbare landbouwarealen worden in bouwkavels omgezet en aan partijloyalisten uitgedeeld. Zie hier enkele interne oorzaken. Suriname: mijnbouwland, lui lekker ambtenarenland, importland met op elke hoek van de straat een China-importwinkel. Met als gulle –geldgever de ex-kolonisator Nederland en pakkettendienst-geldmachine diaspora Holland voor het in stand houden van een schijnwelvaart.
Israël is voor Suriname een goed voorbeeld om landbouw tot ontwikkeling te brengen. Een woestijnland, een woestijngebied dat door massale mobilisatie van het totale arbeidspotentieel zijn landbouwpotentieel tot ontwikkeling heeft gebracht. Juist omdat Israël op de rand van de woestijn leeft, heeft zijn bevolking zich door de eeuwen heen altijd intensief bezig moeten houden met de watervoorziening. Met een breed opgezet nationaal plan benut Israël meer dan 90 procent van zijn waterreserves en bevloeit een landbouwgebied van 30.000 ha in 1948 tot 200.000 ha in 1972. Heden ten dage worden woestijngebieden in Israël met moderne technologie en zeer geavanceerde irrigatiesystemen van water voorzien en kant en klaar gemaakt voor de landbouwuitoefening. Heden ten dage is bijkans 25 % van Israël gecultiveerd voor de landbouw. De binnenlandse landbouwproductie voorziet Israël voor het overgrote deel in de voedselbehoeften; dat is al sinds 1948 het landbouwbeleid geweest.
Israël is thans een groot exporteur van landbouwgewassen naar de Europese Unie, meer in het bijzonder naar Nederland: Jaffa grape fruit & sinaasappel, druiven, avocado’s, bananen, sierbloemen (sierteelt) enz. enz…Een voorbeeld voor Suriname?
Leendert Doerga