Assembleelid Krishna Mathoera vraagt zich af of de Nationale Democratische Partij (NDP) een criminele organisatie is of een politieke partij. De politica zegt aan Dagblad Suriname dat zij haar vraag stelt aan de hand van recente uitspraken van Justitieminister Jennifer van Dijk-Silos. “De minister van Justitie en Politie zegt dat de achterban van de grootste politieke partij de staatsveiligheid in gevaar kan brengen.”, zegt Mathoera. De minister zei onlangs op de persconferentie het volgende: “Als de situatie zo doorgaat, geloof mij, het kan, ik zeg niet dat het is, een wortel zijn van een burgeroorlog. En weet je waarom? Laten wij realistisch zijn. Ik heb niet voor niemendal verwezen naar de grootste politieke partij… Als er zoveel onrechtvaardigheid is, dat artikel 148 van de grondwet niet toepasselijk is op de voorzitter van een politieke partij, wat denk je dat de achterban van een politieke partij doet op den duur als dat maar voortgaat?” De minister maakte deze opmerking, aangevende dat zij niet bezig is met intimidatie, maar uitleg geeft.”
Mathoera vraagt zich af of de NDP een criminele organisatie is of een politieke partij, die werkt aan de ontwikkeling van de samenleving en het verbeteren van de omstandigheden van mensen. Ook vraagt zij zich af of de NDP-leiders geen grip en gezag hebben om hun achterban in toom te houden of hun te laten houden aan wet en recht. “Is het een partij waar bandeloosheid heerst? Ik denk het niet. Surinamers hebben de vrijheid om te kiezen voor NDP. NDP’ers hebben alle recht om te houden van hun leider, de heer Bouterse, omdat hij ook goede dingen heeft gedaan voor Suriname. Tegelijkertijd moeten ze ook begrijpen dat het vermoorden van wie dan ook niet de bedoeling kan zijn van politiek en van welke politieke leider dan ook”, stelt de politica.
Zaken moeten onderzocht worden
Ook de NDP-leider moet volgens Mathoera gevrijwaard worden van elke smet op zijn naam. Daarom is het voor haar belangrijk dat zaken onderzocht worden, zodat de waarheid aan het licht komt. Nog belangrijkers is dat de samenleving deze zaak voorgoed kan afsluiten en verder kan gaan met de ontwikkeling van het land. Vele rechtsgeleerden kijken met belangstelling uit naar het besluit van de Krijgsraad op 5 augustus 2016. Gesteld wordt dat de auditeur militair zijn ronde voor rekwireren al achter de rug is. Anderen menen dat er geen requisitoir is gehouden. Artikel 297 van ons Wetboek van Strafvordering stelt in lid 1 echter dat het rekwireren voor de auditeur-militair maar een gegeven is waarvan hij gebruik kán maken. Daarvan uitgaande kan worden geconcludeerd dat het wel of niet doen van een strafeis de rechter niet kan bewegen tot het beëindigen van de zaak, gezien de tenlastelegging nog overeind staat. Nu zal moeten blijken als de rechter meestroomt met de wil van de regering of de rechtsmiddelen blijft hanteren. In het tweede geval zal er antwoord worden gevonden op de vraag van Mathoera.
Kavish Ganesh