1 juli 1863 en 25 november 1975 zijn de beroemdste dagen uit de geschiedenis van de Republiek Suriname. De voorvaderen hebben gestreden om een einde te maken aan het koloniale juk. De betekenis van deze datums hebben te maken met vrijheid en zelfstandigheid.
1 juli 1863 en 25 november 1975 zijn de beroemdste dagen uit de geschiedenis van de Republiek Suriname. De voorvaderen hebben gestreden om een einde te maken aan het koloniale juk. De betekenis van deze datums hebben te maken met vrijheid en zelfstandigheid. Bij het 100-jarig bestaan van de Emancipatie heeft een grote zoon van de Nationale Partij Suriname en van ons land het volgende gezegd: ‘Dankbaar zijn wij, maar allerminst voldaan. Er moet huisvesting, voeding, werk en onderwijs zijn voor allen zonder uitzondering. En die ‘allen’ in Suriname zijn geëmancipeerden, zij hebben recht op een menswaardig leven, een menswaardig bestaan. Zij hebben allen zonder uitzondering recht op een passend onderdak, een volwaardige voeding, voldoende werkgelegenheid voor arbeid tegen een redelijk loon, en genoegzaam grond om te bewerken. Geen van hun kinderen mag deugdelijk onderwijs, goede medische verzorging en een hoopvolle kans op de toekomst tekortkomen. Het is een recht dat bij de voortgeschreden emancipatie hoort, een emancipatie die ons tevens de plicht oplegt, met alle kracht te streven naar de verwerkelijking van deze grondrechten van de vrije mens, wij zijn dankbaar maar niet voldaan. En ook nog niet moe’, aldus minister president Johan Adolf Pengel in 1963.
Aanhangers van de Nationale Partij Suriname (NPS), de ‘mama krioro partij’ kunnen in 2016 niet ontkennen, dat de nazaten van de slaven die de ketenen van de slavernij hebben afgezet, geen grond, geen werktuigen en geen startkapitaal hebben gehad van de kolonisator. Integendeel zijn kolonialisten die anderen tot slaaf hadden gemaakt financieel rijkelijk gecompenseerd. Grote aantallen nazaten van de vroegere tot slaaf geknechte verkeren rond Keti Koti 2016 nog steeds in een zwakke tot zeer zwakke sociaaleconomische positie. Lage inkomens, grote jeugdwerkloosheid en slechte huisvesting pijnigen de Creool.
Schaamte
Dagblad Suriname had zich voorgenomen om notabelen, vooral cultuurkenners, te horen rond Keti Koti 2016. Aftastende gesprekken, brachten ontevredenheid, naar de oppervlakte. De aangesproken personen luchtten hun gemoed en maakten ons deelgenoot van datgene waarvan zij vol zijn. De respondenten spraken met schaamte over de nood van de ‘blakaman.’ Zij openbaarden hun gedachten en toonden hun gevoelens, ze brulden het uit, er werd met een woedende toon gal gespuwd.
‘Het gaat niet goed met de Neger. De Creool is een arme bevolkingsgroep om niet te spreken van de armste. In de gevangenissen hebben zij de overhand. In vergelijking met de Hindostanen en de Javanen is de Creool onderling het meest verdeeld ook in de politiek. Daarom heb je zoveel politieke partijen met een Creool aan het hoofd.’
Bij de uitspraak van een politica uit het rijstdistrict, dat de NDP’ers het slecht hebben in Suriname, vraagt een persoon zich of zij niet bedoelde, de Creolen. De crises en het politieke klimaat van het moment werden erbij gehaald, ernstige verwijten werden gemaakt. Als er een noodtoestand moet worden uitgeroepen in Suriname, dan moet dat voor de Creool gelden. Om niet verstrikt te raken in de consternatie besloot Dagblad voor het verder inwinnen van Keti Koti – informatie zich tot andere bronnen te richten.
Naslagwerken werden uit de kast gehaald waaruit een selectie van werken en fragmenten van schrijvers werd geselecteerd en anekdoten opgetekend om de lezer op de hoogte te stellen.