De directeur van Stichting Staatsziekenfonds (SZF), Rick Kromodihardjo, meent dat er mogelijk onnodige commotie is ontstaan naar aanleiding van hetgeen in de media geuit is door de arts en eigenaar van Apotheek Al-Azizah, R. Rahman, namelijk dat zij zich gediscrimineerd voelt door het SZF. Dit bericht verscheen in Dagblad Suriname van maandag 13 juni. Volgens Kromodihardjo is de ontstane situatie te wijten aan het gedrag van deze arts zelf. “Drs. Rahman is reeds enige tijd aangesloten bij het SZF als huisarts. Op een bepaald moment bleek zij ook in het bezit te zijn van een apothekersbevoegdheid. In 2014 heeft zij, tegen overlegging van de desbetreffende documenten, gevraagd om naast de overeenkomst die zij als huisarts heeft met het SZF, ook als apotheker een overeenkomst aan te gaan met het SZF. Het was het SZF bekend dat zij in een juridische procedure verwikkeld was met het ministerie van Volksgezondheid over haar toelating als apotheker.
Om te voorkomen dat een besluit genomen werd dat zich niet verstaat met de visie van dit ministerie, vanwege het feit dat het SZF een werkarm is van dit ministerie, heeft het SZF voornoemde aanvraag voor advies voorgelegd aan de directeur van dit ministerie. Het ministerie heeft het SZF bericht dat er geen bezwaar is dat betrokkene naast het beroep van huisarts, ook het beroep van apotheker uitoefent, onder de voorwaarde dat drs. Rahman de door haar (als huisarts) voorgeschreven recepten aan SZF-verzekerden, niet als apotheker in behandeling mag nemen. Beide handelingen tegelijkertijd uitvoeren, kan conflicteren met elkaar.” Dit legt de SZF-directeur uit. Aan Rahman is volgens Kromodihardjo kenbaar gemaakt dat, zodra zij zover zou zijn, zij zich mocht aanmelden bij het SZF voor het aangaan van de overeenkomst als apotheker op basis van het bovengestelde.
In het eerder verschenen artikel wordt volgens Kromodihardjo gesuggereerd dat deze situatie zich onlangs heeft voorgedaan, wat volgens hem niet juist is. “Reeds jaren is deze aangelegenheid een issue voor deze huisarts. De directeur van het SZF zal nooit een beleid toestaan op grond waarvan gezegd kan worden dat het discriminerend is”, stelt hij. Op 31 mei heeft Rahman hem gebeld en hem ‘op een toch wel bedenkelijke wijze’ gemeend ter verantwoording te roepen over het ontbreken van een overeenkomst tussen haar als apotheker en het SZF. De directeur heeft aan de betrokken arts, in het belang van de voortzetting van de dienstverlening aan de voormalige BZSR-verzekerden op 31 mei, toen gevraagd om de dienstverlening aan de bij haar bekende groep voort te zetten en hem de ruimte te geven om zich nader te laten informeren. Kromodihardjo geeft aan dat hij Rahman nimmer geadviseerd heeft om discriminerend naar wie dan ook toe op te treden.
“Indien drs. Rahman zichzelf in een positie heeft gebracht om discriminatie naar derden toe op te wekken, is dat geheel en al te wijten aan haar eigen gedrag”, zegt de SZF-directeur. Naderhand bleek volgens Kromodihardjo dat Rahman zich ook gewend had tot de minister van Volksgezondheid en hem op vrijwel identieke wijze als zij dat bij hem deed, heeft aangesproken over deze aangelegenheid. “De minister heeft zich verstaan met het SZF en vervolgens aan betrokken arts voorgehouden dat zij aan de instructies van het SZF moet voldoen. De minister heeft het SZF ook geïnformeerd dat de arts de mening is toegedaan dat de patiënten niet bij haar, maar bij het SZF moeten gaan klagen. Het is daarom niet vreemd dat de verzekerden of patiënten naar de media zijn gestapt, omdat de arts zulks reeds vooraf had aangegeven”, aldus Kromodihardjo. Een ieder die zich wendt tot het SZF om geïnformeerd te worden omtrent deze situatie zal volgens de SZF-directeur de juiste informatie van het SZF ontvangen.
