Het bevoegde gezag dient zich volgens de Rekenkamer strikt te houden aan de tuchtstraffen en combinatie van tuchtstraffen genoemd in de Personeelswet (PW). In artikel 61 lid 1 en artikel 62 PW is limitatief opgesomd welke maatregelen en welke combinatie van maatregelen getroffen mogen worden tegen landsdienaren in geval van plichtsverzuim. De inhouding op salaris komt niet voor in deze opsomming, stelt de Rekenkamer in haar jaarverslag 2016 onder de afdeling Tuchtstraffen. Voor 2015 zijn 745 beschikkingen met betrekking tot tuchtstraffen gecontroleerd door de Rekenkamer. Hieruit blijkt dat de meest voorkomende tuchtstraffen op ministeries schorsing (63,89%) en inhouding op het salaris (12,89%) zijn. Na controle van deze beschikkingen is volgens de Rekenkamer gebleken dat bij verscheidene ministeries in geval van plichtsverzuim, het bevoegd gezag overgaat tot inhouding op het salaris, op basis van artikel 1614 b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is er sprake van het opleggen van een combinatie van schorsing, ingevolge artikel 61 van de PW en inhouding op het salaris, op basis van artikel 1614 b van het BW. Deze combinatie van maatregelen komt volgens de Rekenkamer ook niet voor in de Personeelswet. De tuchtmaatregelen worden volgens de kamer daarom niet correct toegepast.
“Het Burgerlijk Wetboek artikel 1614 b wordt ten onrechte aangehaald. Het toepassen van genoemd artikel op basis van de resolutie van 14 maart 2003 no.1702/03 is niet juist, aangezien deze in strijd is met artikel 30 PW. De Kamer is van mening dat de PW niet vervangen kan worden door een resolutie, omdat deze laatste van een lagere orde is”, stelt de Kamer in het verslag. De ministeries met het hoogste aantal tuchtstraffen zijn Openbare Werken (330), Justitie en Politie (87) en Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (14). Uit het onderzoek van de Kamer blijkt dat 124 beschikkingen van het ministerie van Openbare Werken de toets van rechtmatigheid niet hebben doorstaan.