Radjkoemar Randjietsingh: “Voorwaarden staatsleningen moeten bij wet worden vastgesteld”

De VHP-topper en oud-assembleelid Radjkoemar Randjietsingh is er geen voorstander van wijziging van de Wet op de Staatsschuld, zonder een evenwichtig, hard en vast ontwikkelingsbeleid. Daar zal de regering zich verplicht aan moeten houden. Dit beleid zal de regering dwingend moeten voorschrijven dat staatsleningen, slechts kunnen worden bestemd voor van tevoren uitgewerkte direct productieve projecten, gericht op duurzame export en of voor importvervanging. Dat heeft het land nu dringend nodig. Randjietsingh spreekt zijn zorg uit voor het feit dat steeds weer de grondwet is vertrapt. Staatsleningen zijn gesloten zonder DNA daarbij te kennen, terwijl artikel 54 lid 4 van de grondwet duidelijk aangeeft dat voorwaarden waaronder staatsleningen worden gesloten bij wet moeten worden geregeld. Volgens Randjietsingh gaat het hier om een wet in formele zin en niet om een staats- of presidentieel besluit of een leningscontract. “De grondwetgever heeft deze bepaling opgenomen in de grondwet, omdat het volk dient te weten welke leningen precies door de regering worden gesloten en onder welke voorwaarden, waardoor het volk op de hoogte is welke verplichtingen op haar rusten, want uiteindelijk zal het volk deze schulden moeten aflossen. Aangezien dit niet gebeurt, ziet hij duidelijk een vertrapping van zowel de letter als de geest van onze grondwet. DNA heeft het mandaat van het volk om te waken over haar belangen, daarom zal DNA moeten eisen dat staatsleningen het doel moeten hebben om duurzame ontwikkeling van de samenleving te bevorderen en niet voor investeringen, die juist ontwikkelingskansen in tijd vernietigen.” Er zal volgens hem een beleidsmatig stop moeten komen voor deze regering van haar traditioneel beleid van meer uitgeven dan verdienen en consumptieve aanwending van geleende middelen die terugbetaald moeten worden. Er zal beleidsmatig en geprogrammeerd gewerkt moeten worden aan investeringen om duurzaam meer te kunnen verdienen als land. Dit is niet gebeurd met gesloten staatsleningen en met onze nationale inkomsten. Hierdoor is onze ontwikkelingscapaciteit klein gebleven. “Het is goed te benadrukken dat ondanks vele staatsleningen, waartegen hoge verplichtingen zijn ontstaan, miljarden inkomsten waren. Tussen 2010 en 2014 heeft de regering aan directe inkomsten gehad, alleen uit de goud- en aardoliesector, ca. USD 2.0 miljard. Daarnaast hebben we een deel van onze goud en van vreemde valutavoorraden verkocht, ca. USD 1 miljard. Dit zijn onze eigen gelden geweest, die wij naar eigen inzichten hebben kunnen uitgeven. Daarnaast zijn in die periode ook meer dan 500 miljoen USD aan staatsschulden gemaakt. Alles is op. Deze ontvangsten en uitgaven door deze regering in deze korte periode zijn meer dan het land aan ontwikkelingshulp heeft ontvangen van Nederland heeft ontvangen vanaf 1975, gedurende 30 jaar.”
Het volk heeft als gevolg van het beleid van deze regering volgens de politicus haar koopkracht en haar spaargelden zien verdampen met ca. 50 % in de periode 2010 tot nu. Als van deze inkomsten een deel was gestopt in een investerings- en revolverend fonds voor lokale ontwikkelingen, waren we vandaag niet zo ver gedaald. We zouden in elk geval beter bestand zijn tegen de neergang. We dienen te realiseren dat we nog steeds sinaasappelen, kippenvlees, melk en melkproducten, groente en fruit, importeren, alsof er niets aan de hand is. Een zeer zorgelijke situatie. Met meer consumptieve leningen zullen onze ontwikkelingskansen steeds kleiner worden. De zorg is dat we met het gevoerd beleid nu al in een bijna vicieuze cirkel terecht zijn gekomen. Weinig tot geen middelen dus geen ontwikkelingsmogelijkheden, geen vergrote productie-ontwikkelingen, dus geen extra middelen. Uit het weinig verdiende inkomen van het land uit belastingbetalingen worden nu rente en aflossingen betaald voor leningen, die niet hebben gezorgd voor een grotere verdiencapaciteit. Bij wijziging van de wet zal de grens van leningen niet worden bepaald door grootte van de schuldverplichtingen bij overeenkomst aangegaan. De grens van staatsleningen zal worden bepaald door wat de regering zal opmaken uit die leningen. Dit geeft dus een mogelijkheid om veel meer staatsleningen aan te gaan. Dat door deze grotere leenmogelijkheden door de wetswijziging de regering steeds meer staatsleningen zal aangaan, is zeer aanneembaar. Deze aanname wordt ondersteund door haar bestendig gebruikelijke houding ten aanzien van staatsmiddelen, haar visie en uitgavendrift met betrekking tot consumptieve uitgaven en de heersende tekorten aan financiële middelen voor bestaande verplichtingen.
Het is dus niet ondenkbaar dat op termijn het land opgescheept zal zitten met zoveel staatsleningen, waarvan de trekkingen voor lange duur zijn die liggen om en bij het wettelijk plafond. Zolang deze situatie zal duren, zal het voor het land niet mogelijk zijn andere productieve investeringen via leningen aan te trekken, waardoor ontwikkelingskansen zullen worden gemist. Dit alles tenzij de aan te gane staatsleningen onze verdiencapaciteit substantieel en duurzaam zullen verhogen. Om deze reden zal DNA, volgens Randjietsingh, paal en perk moeten stellen en de regering verplichten te komen met een ontwikkelingsplan met een concrete tijdslijn voor de uitvoering daarvan en dat gericht moet zijn op duurzame verhoging van onze verdiencapaciteit. Zolang de regering dat niet doet, staan wij als volk aan de slechte kant, aan de verliezende kant, vindt Randjietsingh. Daar de rente en aflossingen van staatsleningen meestal gesmeerd zijn over een heel lange periode kan het dus lang duren voordat er weer ruimte zal ontstaan voor andere nieuwe investeringsleningen. Dit zal ons een bijzonder grote last bezorgen op de toekomst van onze jeugd. Dit kan, moet, volgens Randjietsingh, DNA voorkomen.
Op basis van cijfers die gepresenteerd zijn door het Bureau Staatsschuld aan de Commissie van Rapporteurs, die de openbare behandeling van de wetswijziging heeft voorbereid, en zoals we die vernemen uit de media, zal er bij wijziging van de wet meer ruimte ontstaan voor de regering om leningen te sluiten van USD 1.178,9 miljoen of ruim SRD 3.9 miljard. “Dit lijkt mij onjuist. USD 1.178,9 miljoen is volgens de huidige koers van 5,15 SRD voor 1 USD, geen 3.9 miljard SRD, maar ca. 6.071 miljard SRD. Opgeteld bij de huidige stand van de staatsleningen kunnen de staatsleningen dus 12,4 miljard SRD worden, indien deze regering de geboden ruimte invult. We moeten er niet aan denken, zegt Randjietsingh, want dit bedrag zal toenemen naarmate de wisselkoers van de US-dollar zal stijgen. Gezien nogmaals de uitgavendrift van deze regering, de tekorten en deze mogelijkheid om meer te lenen, is het niet ondenkbeeldig dat onze staatschuld zal blijven groeien. Nogmaals, we moeten er niet aan denken om deze leningen te wenden aan consumptie.
Volgens Randjietsingh kan het volk zijn borst nat maken. Een aanname van deze wet is niets anders dan een mogelijkheid creëren voor de regering om grotere last te leggen op de toekomst van het volk en verminderde ontwikkelingskansen op termijn. Reeds lang wordt er bij de regering op aangedrongen, door bijna een ieder in dit land, om te komen met een uitvoerbaar ontwikkelingsbeleid met een hard en vast tijdlijn voor de uitvoering, gericht op directe productie voor de export en voor importvervanging, hetgeen steevast uitblijft. Het lijkt, gezien het gevolgde pad van deze regering dat deze regering zich houdt aan een ‘na mij de zondvloed’ beleid. Met deze wetenschap heerst een sfeer van grote zorg, verdriet en onzekerheid bij het volk, bij ondernemers, bij investeerders en bij spaarders, vindt Randjietsingh. Hopelijk houdt de regering daar rekening mee. De politicus vindt dat het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS) wederom gevraagd zal moeten worden om een onderzoek te doen naar de armoedegrens van vandaag. Het is bekend dat in 2014 door het ABS reeds uitgerekend dat deze grens voor een gemiddelde gezin van 2 ouders en 2 kinderen ligt bij een inkomen van ca. SRD 3000 netto per maand. Dat was volgens het ABS in 2014 het geval; het is bekend dat na 2014, vele maatregelen zijn getroffen door deze regering, waardoor onze koopkracht en onze spaargelden substantieels zijn verdampt. Dit, nogmaals als gevolg van het beleid van deze regering. We kennen de 3 devaluaties van onze munteenheid, brandstofbelastingverhoging, elektra- en watertarievenverhogingen en als gevolg van deze verhogingen, koopkrachtverlies van praktisch alle goederen, allemaal in 2015. Terwijl de regering geen substantiële koopkracht herstellende maatregelen heeft doorgevoerd. Hierdoor zal de armoede grens op een veel hoger niveau zal zijn komen. De Regering heeft besloten nu 7.000 voedselpakketten te verkopen, dit geeft aan dat we heel ver zijn gedaald qua onze koopkracht. De regering zal op basis van het onderzoek van het ABS aangegeven armoedegrens moeten aan geven wat de actuele situatie is in het land nu en op basis daarvan van een visie en een beleid ontwikkelen voor wat het moet worden in tijd. Dat missen we, en dat is heel erg zorgwekkend, aldus Randjietsingh.

error: Kopiëren mag niet!