De Centrale Bank van Suriname (de Bank) is uitgekomen met haar jaarverslag over 2014, waarin de algemene financiële en economische ontwikkelingen, alsook het door de Bank gevoerde beleid in het desbetreffend jaar zijn uiteengezet. Het jaarverslag is te downloaden van de website van de Bank (https://www.cbvs.sr/nl/publicaties/cbvs-rapporten/jaarrapporten). Door uiteenlopende omstandigheden is het jaarverslag 2014 later gepubliceerd dan gepland. De Bank werkt er met volle kracht aan om de jaarverslagen voortaan binnen afzienbare tijd na het verstrijken van een boekjaar, te publiceren.
Uit het verslag blijkt onder meer dat de wereldeconomie in 2014 door positieve en negatieve factoren werd gekenmerkt die uiteindelijk in een groei van 3,4% resulteerden. De groei bleef stationair in vergelijking met 2013 en werd toen voornamelijk door groei van de Amerikaanse economie en opkomende economieën, aangevoerd door China en India, gevoed.
Er is voorts een afname te constateren wanneer de groei van het volume van de wereldhandel in 2014 wordt vergeleken met die van 2013. Ontwikkelingslanden en opkomende economieën, tot voor kort nog aanjagers van de groei van het wereldhandelsvolume, registreerden in 2014 lagere groeivoeten. Verder had deze groep van landen te maken met een verslechtering van hun ruilvoetverhouding. De grote prijsdaling van grondstoffen is een belangrijke verklaring hiervoor. Ontwikkelde landen daarentegen, exporteurs van voornamelijk industriële producten, vertoonden een kleine verbetering van hun ruilvoetverhouding.
De mondiale inflatie, uitgaande van de prijsindex van de gezinsconsumptie, was relatief laag en bedroeg 1,4%. Op landen (c.q. geografisch gebied) niveau, was er sprake van lage inflatie (minder dan 3%) in de Verenigde Staten van Amerika (VSA), het Eurogebied en Japan. In de ontwikkelingslanden en opkomende economieën was daarentegen sprake van relatief hoge inflatie. In Brazilië, Rusland, India en Zuid – Afrika was de inflatie boven de 6%.
Geen toename van handelsvolume
Het verslag laat zien dat de ruilvoetverslechtering in 2014 ook van toepassing was op Suriname. De internationale prijzen van de voornaamste exportproducten van Suriname vertoonden allemaal een sterke daling. Aangezien het handelsvolume van Suriname niet is toegenomen, zorgde dit uiteindelijk voor lagere deviezeninkomsten. Deze situatie heeft zich duidelijk gemanifesteerd op de lopende rekening van de betalingsbalans die in 2014 een tekort van US$ 386,2 miljoen vertoonde. In 2013 was het tekort nog US$ 197,6 miljoen. Dit tekort is in belangrijke mate gefinancierd via interen op de internationale reserves die in 2014 met US$ 150,2 miljoen afnamen. De importdekking daalde van 3,4 maanden in 2013, naar 2,7 maanden in 2014.
Sterke terugval staatsinkomsten
De verslechtering van de externe economische klimaat – die resulteerde in een sterke terugval in de staatsinkomsten – en het in onvoldoende mate bijstellen van staatsinkomsten en -uitgaven resulteerden in een tekort bij de staatsfinanciën van 5,6% van het BBP in 2014. Dit is weliswaar een verbetering in de positie van de staatsfinanciën ten opzichte van 2013 toen het overheidstekort 6,1 % van het BBP bedroeg. Echter is een overheidstekort van 5,6% van het BBP aan de hoge kant en niet houdbaar op de middellange termijn. De schuldpositie van de overheid bleef evenwel binnen het vastgestelde schuldenplafond.
De verslechterde internationale omgeving had ook gevolgen voor de nationale bedrijvigheid. De Surinaamse economie groeide met 1,8%. In 2013 was er sprake van een groei van 2,8%. De inflatie bedroeg 3,9% in 2014 tegenover 0,6% in 2013. De Centrale Bank heeft in het verslagjaar 2014 met behulp van valuta-interventies getracht om de druk op de wisselkoers ongedaan te maken.
In de monetaire sfeer was de kredietverlening aan de overheid de voornaamste oorzaak voor de toename van de geldhoeveelheid. Doordat de internationale reserve werd aangesproken voor compensatie van de afgenomen deviezeninkomsten, leidde dit enigszins tot geldvernietiging. Doordat de geldschepping groter was dan de geldvernietiging, leidde dit per saldo tot een toename van de maatschappelijke geldhoeveelheid.
In het verslag wordt verder vermeld dat in 2014 er een Financial Sector Assessment Program (Fsap) op verzoek van de Bank door het IMF en de Wereldbank werd uitgevoerd. Een Fsap is een gebruikelijke manier om inzicht te krijgen in de mate van soliditeit van de financiële sector en de kwaliteit van het wettelijk kader van de financiële infrastructuur.
Wat betreft het toezicht kan worden aangegeven dat het institutioneel kader van de financiële sector verder versterkt is. Dit geschiedde voornamelijk door de hernieuwde uitvoering van richtlijnen die betrekking hebben op onder andere de waarborging van de kwaliteit van de activa van de algemene banken. Ook heeft de Centrale Bank als toezichthouder in 2014 bij de diverse algemene banken erop aangedrongen te voldoen aan de geldende “Anti-Money Laundering/Combating the Financing of Terrorism” (AML/CFT) richtlijn. De Bank acht financiële – en monetaire stabiliteit noodzakelijke voorwaarden in het beleid om tot macro-economische stabiliteit te kunnen geraken.