Zelfreflectie

Pijn die de mens lijdt, is in het ene geval fysiek van aard en daarmede weten de medici meestal wel raad. Erger kan de psychische pijn zijn, het geestelijke leed dat mensen elkaar aandoen. Soms staat een bemiddelaar op en brengt rust tussen degenen die elkaar op het hart hebben getrapt, elkaar onhoffelijk hebben bejegend, elkaar in het openbaar hebben beschadigd. De regels der wellevendheid werden ons op school in de vroegere jaren bijgebracht door kritisch ingestelde leraren en leraressen. Het schaarse geestelijke goed van nu is het modelmatige gedrag in het openbaar van degenen die vooral de jonge Surinamers in ons land tot voorbeeld moeten strekken. Voorbeeldfiguren worden in ons land steeds schaarser. De lieg- en lastercultuur heeft reeds tijden een stevig fundament. Vooral de politiek als institutie heeft daarvan te lijden. Neem het parlement maar als voorbeeld. De platvloerse taal die de collegeleden daar zo vaak tegen elkaar uiten. Hun verbale geweld dat wij niet te horen krijgen, zal wel een graadje erger kunnen zijn. Om maar bij de meest recente voorvallen van beledigend taalgebruik te blijven: uit die ene, bekende politieke partij komt de klank van een lid, dat enkele ‘rommelmensen’ uit het parlement onlangs op dienstreis zijn gegaan naar een Afrikaans land. Mag hier aangenomen worden dat ‘rommelpersonen’ goed gedijen in een ‘rommelorganisatie’ dat voor het hoogste staatsorgaan moet doorgaan? Weer een ander lid van dezelfde partij maakt onlangs publiekelijk kenbaar dat een bij naam genoemd lid van de volksvertegenwoordiging, een’ gecertificeerde analfabeet’ is. Deze vormen van riooltaal hebben wij gedurende de achterliggende regeerperioden veelvuldig gehoord vanuit kringen van politieke ambtsdragers. Onbegrijpelijk is het dat voorzitters van politieke organisaties de vormende taak van de politieke partij geen aandachtswaarde toekennen. Dat een parlementsvoorzitter vrede moet bewerkstelligen tussen elkaar beschadigende volksvertegenwoordigers doet ernstige afbreuk aan de intrinsieke waarde van dit ambt. Dat kleren de man toch niet maken, bewijst het Surinaamse parlement keer op keer. Politieke ambtsdragers moeten zich niet overgeven aan zelfoverschatting, doch zichzelf juist de vraag stellen waar zij staan en wat er aan hen schort.
Ontevreden bestuursambtenaren
Elke werknemer die naar behoren functioneert, vergroot daardoor zijn of haar kansen op positieverbetering. ‘Recht op promotie’ bestaat niet. Het blijft een kwestie van beoordeling, waarbij tevens de mogelijkheden binnen de bestaande personeelsformatie wel degelijk meetellen. Geen werkgever heeft jegens zijn personeel een promotieplicht. Elke positieverbetering moet een verdienste zijn, ook al zijn de promotielijnen op grond van eerder onderzoek op papier duidelijk uitgestippeld. ‘Vele jaren verlopen sedert mijn laatste bevordering’ houdt geenszins in dat positieverbetering op grond van anciënniteit aanstaande is. Anciënniteit en diplomabezit als reden tot bevordering veroorzaken ‘ranginflatie’. Dat wil zeggen: de toegekende rang of een andere gangbare positieaanduiding als gevolg van vanzelfsprekende bevordering geeft geen indicatie meer over het niveau van de functie. Wat moet ervan gedacht worden dat een beleidsambtenaar met personeelsadministratie of met notuleren wordt belast? Bestaat hier nog enig verband tussen functieniveau en rang of functiebenaming? Geenszins! Het probleem waarmede de bestuursambtenaren zitten, is tevens het probleem van alle ambtenaren: een beloningssysteem dat demotiveert, geen perspectief biedt, geen mogelijkheden opent voor een flexibel beloningsbeleid voor ambtenaren. Waarom is dat zo? Welnu, verstarring in de bezoldigingspraktijk van de overheid als werkgever als gevolg van ondeugdelijke beloningssystemen, zowel in de bureaudienst als in de onderwijssector. Hoe dat is ontstaan? Het antwoord is simpel: ‘het zijn niet allen koks, die lange messen dragen’. De ambtelijke werkgever moet nu eens beseffen dat de oneindige competentie de mens nu eenmaal niet gegeven is. Loondeskundigen zijn doorkneed in het omgaan met vraagstukken in de beloningssfeer. De wet van Parkinson staat op het internet te lezen. Leest u maar wat die wet leert over competentie. Wanneer een salarissysteem wordt doorgevoerd voor personeel werkzaam in een grote organisatie met een groot functiebestand, medewerkers gehouden zijn de loonschaal uit te dienen aangezien er geen flexibiliteit in het systeem is ingebouwd, dan ontstaat uiteindelijk gedonder in de tent. Dus: ergens kan begrip worden opgebracht voor de morrende bestuursambtenaren. Zijdelings echter nog deze notitie: indien de bestuursambtenaren de districts commissarissen betichten van onheuse behandeling, is zelfreflexie hier niet misplaatst. Immers, klachten vanuit de samenleving over onfatsoenlijk werkgedrag van deze ambtenaren jegens burgers zijn geen zeldzaamheid.
Onvoorstelbare uitspraak
Niet Jan met de pet, niet Jan Kalebas, maar de CLO-topman heeft dat zeer recentelijk wereldkundig gemaakt. Het staat genoteerd in DBS-editie van 4 maart j.l. De schokkende boodschap luidt aldus: ‘mensen in dienst nemen bij de overheid kan geen kwaad’. Welnu, de vakbondswerker die de euvele moed opbrengt een dergelijke dwaashoofdige uitspraak te doen ten overstaan van de bedrijfsmanager of de ondernemer, heeft daarmede de kat in de gordijnen geplaatst. Fikse ruzie!! De CLO-topper spreekt zichzelf verder ook tegen: ‘sta aan de ene kant toe, overheid, dat het overheidsapparaat als opvang voor werklozen dient, doch bewerkstellig wel dat er systemen ontwikkeld worden om mensen in overheidsorganisaties te trainen en te vormen tot beter kader’. Een contradictio in terminis, aangezien kadervorming in de arbeidsorganisatie nimmer samenvalt met onplanmatige instroom van personeel. De vakbondsleider mag wel de nodige zorgvuldigheid betrachten bij het doen van uitspraken. Op de noodzaak van een verantwoord formatiebeleid in de organisatie wordt in een volgende bijdrage nader ingegaan.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist
[email protected]

error: Kopiëren mag niet!