In India is onlangs besloten dat de koloniale term ‘koelie’, gebruikt voor bagagedragers bij het treinstation, vervangen moet worden. Dit, omdat het niet meer past binnen het moderne concept van de Indiase spoorwegen. De term had vanaf de koloniale periode een negatieve lading en werd algemeen gebruikt om ongeschoolde Aziatische arbeiders aan te duiden. Ook in Suriname wordt deze term nog gebruikt. Voor sommigen is deze term intens beledigend. Anderen denken er weer wat gemakkelijker over. Met de term koelie wordt in Suriname ook wel een ras (Hindoestaan) aangeduid. Historicus Maurits Hassankhan meent dat de term in deze tijd niet per se als beledigend hoeft te worden ervaren. Het hangt geheel af van de context waarbinnen het woord gebruikt wordt. Dit geldt volgens hem bijvoorbeeld ook voor de woorden ’djuka’ en ‘neger’ waarvan het gebruik door groeperingen als racistisch ervaren wordt. Er zijn verschillende verklaringen voor de origine van het woord koelie. Er zijn theorieën dat het van origine een Tamil danwel een Chinees woord is. In India kwam het al voor toen de Europeanen er arriveerden. Door de koloniale heersers werd het op een bepaald moment ook gebruikt om contractarbeiders aan te duiden, omdat deze mensen, net zoals de bagagedragers, zwaar en ongeschoold werk verrichten en niet in vaste dienst waren. Er werd dus een bepaald beroep mee bedoeld. In Suriname werden echter alle migranten als koelies aangeduid ook als ze dat niet waren. Hiertegen hadden ze bezwaar, omdat het laag gewaardeerd werk betrof dat door deze koelies werd verricht.
‘Bij de Indiase immigranten waren er mensen van verschillende kasten. Zij dienden hun bezwaar in bij de staat vanaf 1910 en kozen voor zichzelf de naam Hindustani. Creolen kenden de Hindoestaan vanaf toen als koelies. Reden waarom zij deze term nog steeds gebruiken. “Als zij de term koelie in 2016 gebruiken, hoeft het dan ook niet denigrerend bedoeld te zijn. Net zoals Hindoestanen tot nu toe geen ander woord voor de Creool kennen dan het woord ‘kafri’. Dit woord komt uit het Arabisch en had oorspronkelijk ook een negatieve betekenis namelijk ‘heiden’. Soms werd het woord ‘hapsi’ gebruikt wat ook uit het Arabisch kwam en ‘mensen van Ethiopië’ betekende. Ook gebruiken Hindoestanen onderling het woord ‘djuka’ om de Marron aan te duiden, omdat ze daarvoor geen ander woord hebben. Ze bedoelen daar niet per se iets negatiefs mee.’
Anders wordt het volgens Hassankhan als je al deze worden opzettelijk op een bepaalde toon en met een bepaalde bedoeling gebruikt. Via de zin kan dan blijken of het negatief is bedoeld. Men moet de dingen volgens de historicus in de juiste perspectieven zetten. Hij vindt het ‘nonsens’ dat groeperingen nu een punt maken van het gebruik van deze woorden door ze als racistisch te bestempelen. Anderzijds vindt Hassankhan dat mensen het recht hebben om zelf te bepalen hoe ze genoemd willen worden bij het vaststellen van hun identiteit of etniciteit. Niemand zal het volgens hem leuk vinden om door een ander een etiket opgeplakt te krijgen. ‘Het moeilijke bij een woord is dat je een wet kan maken om het af te schaffen, maar tegen het gebruik ervan kan je weinig doen’, aldus de geschiedkundige.