Dagblad Suriname heeft de wenk vanuit de samenleving opgevolgd en schrijft over de militaire omwenteling die op 25 februari 1980 plaatsvond en een revolutie inluidde. Dit relaas is opgetekend uit de mond van talrijke personen, het legt de gedachte en zienswijze van landgenoten bloot en de hedendaagse geschiedenis wordt besproken. Medegedeeld wordt hoe zij de “Revolutie” hebben ervaren vanuit de persoonlijke beleving in een decor dat gedurende 36 jaar zo veranderd is.
Het goede voorbeeld is een rijke erfenis
Suriname zit in een moeilijk parket, de bevolking maakt zich zorgen, voelt zich in toenemende mate bevreesd. Ze vraagt zich af hoe het zover heeft kunnen komen? De regering wordt onder loep genomen, de verworvenheden van de revolutie worden kritisch bekeken en geëvalueerd. Om een steentje bij te dragen aan de meningsvorming benaderde Dagblad Suriname de psycholoog Harry Mungra en psychiater Rudy Jessurun om de gemoedstoestand van de Surinamers weer te geven.
Dr. Jessurun: “Vanaf 1980 gaat er een schokgolf door het land, waardoor polarisatie ontstaat. Het bewind kent voor- en tegenstanders, vooral 50-plussers zijn anti het regime waar Bouterse toe behoort, hij is de focus van die groep, hij wordt door die leeftijdscategorie beschouwd als het zaad dat tweedracht heeft gezaaid. Personen jonger dan 50 jaar zijn minder in contact gekomen met de revolutie en/of minder getraumatiseerd. De schuld van de vertwijfeling onder de bevolking moet deels gezocht worden bij de ouderen. Zij hebben niet durven of kunnen spreken met onze kinderen, er was een volksmilitie, er was dreiging, er was allerlei intimidatie. Het toverwoord om mensen af te schrikken, was destabilisatie. Als vroeger het woord destabilisatie klonk, kon je gaan schuilen. Dat was het toverwoord van Bouterse om je klein te krijgen. De onderste lagen van de bevolking is zodanig gewaardeerd en bovenal bedreigd dat de mensen die verstand hadden van zaken, uitweken (vluchtten) naar Nederland of werden ontslagen. Het land is langzaam aan in een situatie beland waarin niet de beste mensen het roer in handen hebben.”
Mungra: “Na 36 jaar leven met de militairen hebben wij een jeugd waarvan de ouders de revolutie hebben meegemaakt. In die periode gold het recht van de sterkste. Paramaribo/Suriname maakte kennis met de avondklok, mensen werden achtervolgd en sommigen verdwenen van het toneel. De “Binnenlandse Oorlog” brak uit; het was de tijd van Tjaka, het Jungle Commando, het Nationaal leger, Tukajana, Mandela en Angula. Duizenden ontheemden werden ondergebracht in vluchtelingenkampen in Frans Guyana. De bevolking voelde zich niet veilig en leefde in angst die ook werd gevoed door delen van de militie, die toch wel intimiderend optrad tegen de bevolking.”
Het tijdvak 1980-1987 verschilt hemelsbreed met de periode 1987 tot heden. Anno 2016 wordt Suriname geconfronteerd met een nieuw fenomeen, de manier van denken is veranderd. Destijds verspreidde informatie zich minder snel. Toen lazen overwegend volwassenen de krant, het nieuws richtte zich niet op kinderen, de moderne communicatiemiddelen hadden de wereld nog niet veroverd. Suriname stond minder in contact met de wereld. Wij kregen het belangrijkste nieuws wel te horen alleen vergeleken met 2016, later.
Tegenwoordig wordt het nieuws uit alle hoeken van de wereld op het moment dat het zich openbaart, via satelliet kleurrijk en in details naar Suriname gebracht. Moderne communicatie middelen niet in het minst de sociale media hebben het denken van de mens sterk beïnvloed. Tegenwoordig gaat de informatie stroom ook naar kinderen toe, een gevolg daarvan is dat gezagsverhoudingen minder van belang zijn geworden. Kinderen tonen minder ontzag naar volwassenen, ouderen worden disrespectvol bejegend, alsof het de gewoonste zaak in de wereld is.
Mungra constateert dat de jeugd zich tegenwoordig anders opstelt: “Bij de jeugd zien wij, dat hun denken en opstelling, hoe de maatschappelijke ladder te beklimmen anders is geworden. Dertig jaar geleden was het ideaal: hardwerken, studeren, zweten om vooruit te komen. De jeugd (zonder te generaliseren) is in toenemende mate minder gezind om zich gezamenlijk in te zetten voor hun land. Om geld te verdienen, is men tegenwoordig makkelijker bereid een scheve schaats te rijden. Jongens en meisjes lenen zich voor pseudo criminele activiteiten, en daar is er een scala van. Ik moet het goed hebben denken ze.”
Zowel Mungra als Jessurun is de mening toegedaan dat het tij kan keren als gezagsdragers en beleidmakers het goede voorbeeld geven aan het volk van morgen, het goede voorbeeld is een rijke erfenis. De uitstraling die hooggeplaatste mensen hebben naar de bevolking toe is debet aan de negatieve zijde van de tijdgeest. Als je corrupte handelingen pleegt als leider, dan straalt dat uit naar de samenleving, maar dan moet je niet verwonderd zijn als de jeugd misdadig wordt. Er wordt bewust of onbewust geredeneerd “als een minister kan frauderen en stelen en niet gestraft wordt, kan ik dat ook.” Onrechtvaardigheid als model beïnvloedt het volk, het wordt vervoegd als: hij steelt, ik steel, wij stelen.
Als hooggeplaatste personen schelden en verwensingen uiten op formele vergaderingen heeft dat een groter effect dan het schelden van Jan met de Pet op straat. De hooggeplaatste figuur moet een voorbeeldfunctie hebben.
Als een directeur van een staatsbedrijf zijn boekje te buiten gaat en hij wordt niet veroordeeld, maar beloond met een andere geweldige post, heeft dat een uitstralingseffect, het beïnvloedt het denken en de opstelling van de bevolking.
Mungra: “Zaken die onrechtvaardig zijn, moeten bespreekbaar worden gemaakt op alle niveaus. Wij moeten ons diepgaand bezinnen en onszelf afvragen hoe een persoon 10 maal meer dan de andere kan verdienen. Waar blijft de morele verantwoordelijkheid van niet een te groot deel voor jezelf opeisen. Door het bespreekbaar maken van onze vraagstukken wordt het moreel ethisch bewustzijn beter, van dit kan ik niet doen, ik benadeel mensen.”
Er moeten afspraken gemaakt worden die in wetten worden vastgelegd. De Nationale Assemblee moet er ook voor zorgen dat zijn leden de hand in eigen boezem moeten steken en ervoor zorgen dat zij zich voor de SRD 14000, die zij toucheren, voltijds aan de baan van volksvertegenwoordiger wijden.
Dan moeten zij wetten maken waarin de loonpolitiek en het loonplafond worden aangegeven. Daarbij is een onafhankelijk controle- instituut nodig om er op toe te zien, dat regels en bepalingen worden nageleefd.