Institutionele versterking van rechterlijke macht en parlement

Wanneer wij vernemen dat de rechterlijke macht zal worden verzelfstandigd of in functionele zin onafhankelijk zal worden, dan trek jij je als kritische burger voor een moment terug om in stilte tot jou te laten doordringen wat er nu in feite aan de hand is met die macht. Je stelt in verband met wat hier aan de orde gesteld wordt allicht deze vraag, die kennelijk niet eerder is gesteld: ‘was de Surinaamse rechterlijke macht al de jaren dat wij haar in onze maatschappij gekend hebben, afhankelijk en niet op eigen benen lopend?’ De ontleding van deze vraag brengt jou als geïnteresseerde burger alleen maar verder van streek. Immers, die rechterlijke macht is niets anders dan een deel van het totale machtsveld in ons land, waarop ook de wetgevende en de uitvoerende macht zich traditiegetrouw bevinden. Als de procureur generaal de uitspraak doet dat de rechterlijke macht spoedig verzelfstandigd wordt, was deze macht daarvoor dan geen zelfstandig gegeven? Maar is het bovenal wel mogelijk om van een ‘zelfstandige en onafhankelijke macht’ te spreken? Want is het tegendeel daarvan wel een mogelijkheid? Hoe opmerkelijk is het toch, dat de zo noodzakelijke logistieke ondersteuning van het functioneren, niet van een macht, maar van een grondwettelijk orgaan, het Hof van Justitie, zulke verstrekkende gevolgen kan hebben dat zelfs van ‘machtsversterking’ gesproken moet worden. De logica van deze gedachtegang is niet te volgen. Maar ga voor een moment ervan uit dat niet de ‘macht’ maar het constitutioneel orgaan het oogmerk van die versterking zou zijn.
Hoe kan dan in hemelsnaam de materiële ondersteuning of de verbetering van de ondersteunende processen het Hof van Justitie verheffen naar de staat van zelfstandigheid en onafhankelijkheid? Die uitspraak is immers gedaan. Een onbegrijpelijke gedachtenloop, die de analyticus geen houvast biedt om de inhoudelijke betekenis daarvan te kunnen verklaren. En bevreemdend is dat deze opmerkingen, die recentelijk vaker zijn gemaakt, onbesproken gebleven zijn. Dat het informatiesysteem van het Hof niet deugt, omdat volledige, relevante, tijdige en betrouwbare informaties ten behoeve van de rechtspraak in alle aspecten en fasen daarvan waarschijnlijk gebrekkig zijn of ontbreken, is in dit informatietijdperk een beleidsblunder. En levende in onze Surinaamse tijdperk der managementblunders kan niet voorbijgegaan worden aan het schromelijke falen van het departementale management op hoog niveau dat de regelmatige aanvoer van technische hulpmiddelen ten behoeve van het Hof als organisatie ernstig te wensen heeft overgelaten. Rechters hebben immers vaker hun beklag gedaan over de slechte condities waaronder zij hun taken moesten uitvoeren.
De essentie van het betoog in dit artikel blijft in elk geval, dat het optimaliseren van de secundaire of ondersteunende processen voor een vlotter verloop van het rechterlijke werk nimmer in verband gebracht kan worden met noties als ‘verzelfstandiging’ of ‘onafhankelijkheid’ van de rechterlijke macht, aangezien het hier zaken betreft die qua geaardheid volstrekt niets met elkaar te maken hebben. Onafhankelijkheid, objectiviteit en integriteit zijn des Hofs karakteristieken, geheel gescheiden zijnde van organisatorische of materiële aangelegenheden. Ook al zou het gerechtsgebouw op instorten staan, dan nog kan die realiteit niet knagen aan een onafhankelijke en zelfstandig functionerende rechtsprekende organisatie. Griffie, administratie, kasbeheer, voorraadbeheer, informatiesysteem, directie- en secretariële functies vallen onder de secundaire of ondersteunende processen van het Hof van Justitie, en hebben verder volstrekt niet van doen met de maatschappelijke status van de rechterlijke macht in ons land of met de onafhankelijke rechtspraak in Suriname. Woordgebruik en argumentatie moeten nu eenmaal niveau gebonden zijn en blijven. Wij moeten ons de situatie maar eens voorstellen dat gebrek aan technische ondersteuning het vervolgingsapparaat als instituut zou werpen in een staat van afhankelijkheid en onderworpenheid aan zijn materiële ‘weldoener’, de minister. Rechtschapenheid is niet te koop. Rechtsprekers en vervolgingsambtenaren moeten integriteit hebben meegekregen. Werpen wij nu een blik op het parlement, dan komt het begrip ‘institutionele versterking ‘van dit orgaan al gauw binnen ons aandachtsveld. Waarom? Omdat gedurende de achterliggende jaren veelvuldig gesproken is over de ‘institutionele versterking’ van de Nationale Assemblee in ons land. Ook daar worden trainingen, meer en betere technologie, introductie van informatiemanagement, verbetering van interne en externe communicatie en werkprocessen ten onrechte gerekend tot de institutionele versterking van dit grondwettelijk orgaan. Laat dit duidelijk gesteld zijn: de kwaliteit van het functioneren van elk volk vertegenwoordigend orgaan in ons land wordt in institutionele zin in niet te onderschatten mate beïnvloed en zelfs bepaald door de kwaliteit en standvastigheid van de organisaties van waaruit volksvertegenwoordigers vroeg of laat worden gerekruteerd. Onder kwaliteit dient hier niet slechts verstaan te worden het beschikken over goede formele grondslagen van de politieke organisatie, waardenstelsel, interne structuren die voldoen aan de eisen des tijds alsmede een functioneel goed gestructureerde relatienetwerk, doch ook en vooral de kwaliteiten en karaktereigenschappen van de gemeenschap van de partij, met name op de hogere niveaus daarvan.
Partijbestuurders die hun kaders ooit inprenten dat het hebben van een eigen zienswijze, een eigen mening, ook als politieke ambtsdragers, geen reden zal zijn tot vergelding of represailles vanwege het partijbestuur, hebben hun primeur. Dat denkniveau en die evolutie liggen echter nog ver weg. En met deze notitie kan dit betoog direct beëindigd worden. Immers, hiermede is de achillespees van de politieke organisatie geraakt. Treedt ooit de Terugroepwet effectief in werking, dan is de versterkte kwetsbaarheid van potentiële partijleden de volgende ramp voor de ontwikkeling van de democratie in ons land. Blinde aanbidding van de machtige partijleiding zal daardoor allicht versterkt worden. Instrumentele en functionele versterking van publieke instituten impliceren niet vanzelfsprekend ook de versterking van instituties in publiekrechtelijke of sociologische zin. Daarvoor zijn in de geest levende ontwikkelingen vereist. Daarover mag geen twijfel bestaan.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist
[email protected]

error: Kopiëren mag niet!