In Bhásá (tijdschrift voor taal, cultuur en geschiedenis), jaargang no. 05 1ste editie no. 010116, pagina 03, januari 2016 staat een interessant artikel onder de kop: ‘Overlijdensrituelen binnen de Sanátana Dharma’. In dit artikel is aangegeven dat de overlijdensrituelen bij de Sanátani’s in feite op de 12de dag afgerond kunnen of moeten worden volgens de gemaakte afspraken met de Surinaamse Priesterraad (men leze Priesterraad van de Sanátan Dharm). De vraag die rijst is waarom worden de chamási (rituelen voor 6 maanden) en barsi (rituelen voor 12 maanden) uitgevoerd door de Surinaamse Sanátan Pandits? Evenzo kennen wij binnen de Hindu Dharma (Hindoe-geloof) ook stromingen die deze regels niet kennen/toepassen. Wanneer de andere Hindoe-gelovigen dan de Sanátani’s de overlijdensrituelen op de dag van crematie of de begrafenis uitvoeren, gebeuren er geen ‘rare dingen’ met hen of de familie. Terwijl de Sanátan pandit wel eens zegt, dat er ongelukken of rare dingen zullen plaatsvinden in de familie wanneer je de 6 maandelijkse of de éénjarige rituelen niet uitvoert; de Sanátan pandit zegt ook wel dat je ‘de overledene niet in één keer al het eten voor een jaar kan geven om te eten’.
De hamvraag is: wat zeggen de Garura Purána Sároddhára, Padma Purána en Shiva Purána terzake? Verder is ook de vraag tegen welke achtergrond het contract van de Surinaamse Priesterraad bekeken moet worden, rekening houdende met het onderscheid tussen lokariti en dharmariti. Aan de ene kant gelden de heilige geschriften als kader en aan de andere kant zijn de opvattingen er van de intermediair met de pandits. Bovendien hebben wij ook nog de opvattingen van gelovigen als cultuur belever. De gestelde vragen in dit document dienen beantwoord te worden door de Sanátan pandits, willen wij éénduidigheid krijgen bij de overlijdensrituelen binnen de Sanátan Dharm.
Ranjitadevi van de Stichting Hindu Dharma Nederland, www.Hindudharma.nl) schreef het volgende over de overlijdensrituelen in Bhásá. “De overlijdensrituelen binnen de Sanátana Dharma roepen altijd wel discussiepunten op. Veel pandits en anderen beweren de rituelen en tradities van de Garura Purána aan te houden. Echter zijn er door de eeuwen heen veel volkstradities door de rituelen verweven, waardoor het onderscheid tussen lokariti (rituelen die door de mensen zijn bedacht) en dharmariti (rituelen die zijn voorgeschreven in de Hindoegeschriften) moeilijk zichtbaar is geworden c.q. vervaagd is. In dit artikel wordt hier wat duidelijkheid over gegeven.”
Wanneer zijn er rituelen?
Volgens de Garura Purána horen er rituelen plaats te vinden voordat de persoon overlijdt, op de dag van het overlijden, op de dag van de crematie, op de tiende dag na de dood en op de twaalfde dag na de dood. In de Garura Purána Sároddhára (verzen 13.28-13.30) zegt Vishnu letterlijk dat in de kaliyuga (het huidige tijdperk) de overlijdensrituelen op de twaalfde dag dienen te worden afgerond. Toch voeren Surinaamse en Nederlandse pandits de chamási en barsi uit, resp. rituelen zes maanden na het overlijden en een jaar na het overlijden, rituelen waarvan in de Garura Purána wordt beschreven dat deze niet hoeven te worden verricht. Dit is ook vastgelegd in een contract van de Surinaamse Priesterraad, dat onder andere door eerwaarde wijlen pandit Haldar Mathoerapersad is ondertekend. Laatstgenoemde is één van de weinige pandits die bereid was zijn kennis over het Hinduïsme te delen middels boeken waarin hij zaken eenvoudig en soms zelfs met bronverwijzing uitlegde.
In de praktijk wordt vaak een onderscheid gemaakt op basis van kaste of geslacht. Zo zouden volgens sommige pandits de rituelen voor vrouwen en bráhmana’s op de twaalfde dag moeten worden afgerond en voor mannen en andere kasten op de dertiende dag. Volgens de Garura Purána zijn echter zowel de dag van de afronding van de rituelen als de rituelen zelf voor iedereen gelijk, ongeacht kaste of geslacht.
Rituelen op de sterfdag
Wanneer bekend is dat een persoon komt te overlijden, dienen er gebeden plaats te vinden om de ziel in vrede te laten heengaan. Hierbij kunnen we eenvoudige mantra’s gebruiken, zoals de bekende ‘Aum tvameva Mátá…’ en ‘Aum shántákáram…’. Met name in de Garura Purána en Padma Purána wordt beschreven dat een stervend persoon omgeven door bhakti en de naam van het Goddelijke in vrede zal zijn en voorspoed zal bereiken. In de Padma Purána staat ook beschreven dat de aanwezigheid van Gangájala en Tulsi een gunstige invloed hebben op het heengaan van de ziel. Daarom wordt er Gangájala besprenkeld op de overlijdende persoon en wordt er ook Gangájala in zijn/haar mond gedruppeld. Daarnaast wordt een Tulsiplant naast de persoon geplaatst. Gangájala en Tulsi staan beide voor onthechting van het aardse en spirituele zuivering.
Rituelen vóór de crematie
Voordat een lijk gecremeerd wordt, dient het eerst te worden gewassen en gekleed. Hierbij wordt vooraf ‘kusha’ onder het lichaam geplaatst en tijdens het wassen en kleden van het lichaam worden bepaalde mantra’s gereciteerd door degenen die deze handelingen verrichten. Wanneer het lichaam is gekleed, wordt dit meestal opgebaard, zodat nabestaanden het lichaam nog kunnen zien voordat het voorgoed weggaat en zij tevens hun laatste eer kunnen betuigen. Ook tijdens deze bijeenkomsten wordt vaak nog even gebeden voor de overledene.
De teruggave van het lichaam aan de natuur kan volgens de Hindoegeschriften op twee manieren plaatsvinden: crematie of begrafenis. Hierbij worden diverse rituelen verricht om een goede teruggave van het lichaam te bewerkstelligen en het Goddelijke te vragen het lichaam te accepteren. Vanuit de traditie verricht de oudste zoon van de overledene deze rituelen. Volgens de geschriften, met name de Garura Purána en Vishnu Purána, mag in principe een ieder deze rituelen verrichten, ongeacht kaste, geslacht of bloedrelatie. Wanneer de nabestaanden niet samen in één huis wonen, dienen volgens de Garura Purána alle nabestaanden respectievelijk op hun eigen woonplek de rituelen te verrichten. We lezen dit ook terug in de Shiva Purána, waarin zowel Bharat als Shri Rám de rituelen voor hun overleden vader verrichtten, Bharat in Ayodhyá en Shri Rám op de plek waar Hij verbleef tijdens zijn ballingschap. Na de rituelen heeft iedereen de gelegenheid om afscheid te nemen van het lichaam en een laatste eer te betuigen middels bloemen en havana sámagri. Daarna wordt de ‘kist’ gecremeerd of begraven.
Rituelen van de Dasha Gátra
Op de tiende dag na de dood (Dasha Gátra, letterlijk: tien ledematen) wordt weer een offerritueel gedaan. Tijdens de crematie heeft de overledene zijn lichaam verloren. Op de dag van de Dasha Gátra bieden we hem/haar een nieuw lichaam, middels tien pind’s, die elk voor een bepaald deel van het lichaam staan: hoofd, nek en schouders, hart, rug, navel, heupen en genitaliën, dijen, knieën, voeten, honger en dorst. Elke pind wordt apart vereerd, waarna er offers plaatsvinden voor de Deva’s, rishi’s en pitra’s en er vervolgens voedseloffers worden gebracht.
Afsluitende rituelen op de twaalfde dag
Op de Dvádashi (twaalfde dag) worden de overlijdensrituelen dan afgerond. Op deze dag staan we stil bij de opname van de overledene door de pitra’s. Hierbij worden zestien pind’s geofferd en vereerd, waarna er drie pind-offers volgen voor de drie overleden voorvaderen. Bij mannen zijn deze drie pind’s voor de vader, grootvader en overgrootvader van vaderskant en bij vrouwen voor de overleden moeder, grootmoeder (van vaders kant) en overgrootmoeder (van vaders kant). Bij gehuwde vrouwen zijn de offers voor de moeder, schoonmoeder en de grootmoeder van haar echtgenoot (van vaders kant). De preta-pind, de tiende van de zestien geofferde pind’s, wordt met een gouden ketting in drie stukken verdeeld, waarna elk deel wordt vermengd met één van de drie pind’s. Dit symboliseert de opname door de pitra’s. Ook vinden op deze dag, net als op de crematiedag en Dasha Gátra, tarpana, Gitá-recitatie, havana en voedseloffers plaats. Daarna vindt een Deva pujá plaats, een offerritueel voor het Goddelijke. Hiermee wordt de afsluiting van de rouwperiode gemarkeerd en vanaf deze dag mogen er weer andere rituelen plaatsvinden, inclusief sanskárs.
De reacties kunnen opgestuurd worden naar de redactie van Bhásá: [email protected]