Op 25 mei 2015 zijn er in Suriname algemene verkiezingen voor De Nationale Assemblee gehouden. De Pertjajah Luhur (PL) slaagde er bij deze verkiezingen in om 5 contante zetels in de wacht te slepen. Tijdens het (in)formatieproces heeft een segment van deze partij, onder aanvoering van de jurist Raymond Sapoen, zich van de partij afgescheiden. Deze groep is, met 2 assembleezetels (Sapoen en Chitan) op zak, op uitnodiging van de leiding van de NDP (lees: Desi Bouterse) zelfstandig en op eigen titel ‘formatiegesprekken’ met de NDP aangegaan. Het eind van het liedje is, dat PL deze met enorm hard werken verworven 2 zetels aan de NDP-coalitie is kwijtgeraakt.
PL heeft het er niet op laten zitten en is subiet met een terugroepactie tegen de twee ‘dissidenten’ begonnen. De afwikkeling van deze terugroepactie van PL is inmiddels in de finale fase beland. De Staat heeft bij monde van de directeur van het Centraal Hoofdstembureau Suriname (CHS) geweigerd de terugroeping van Sapoen en Chitan te finaliseren. Nu het CHS zich op een oneigenlijke manier van haar maatschappelijke taak heeft gekweten, heeft PL geconcludeerd geen andere keus te hebben dan de rechter te verzoeken zich over het voorgaande uit te laten.
PL zal dus op relatief korte termijn een actie in kort geding tegen De Staat Suriname opstarten. De partij zal vorderen dat De Staat zich a. ‘rechtsconform’ tegenover haar burgers opstelt; en dus b. zonder dralen of omhalen en dus per ommegaande haar, in deze puur administratieve, verplichtingen jegens PL en de totale Suriname maatschappij nakomt. De Staat Suriname (lees: het Centraal Hoofdstembureau Suriname) dient de terugroeping van de assembleeleden Raymond Sapoen en Dipak Chitan administratief correct te processeren en te finaliseren. De Staat Suriname dient daarna op geëigende wijze de voorzitter van De Nationale Assemblee schriftelijk van genoemde afwikkeling in kennis te stellen.
Pertjajah Luhur heeft niet zelfstandig aan de algemene verkiezingen deelgenomen. De partij was één van de constituenten van een gemeenschappelijke lijst, genaamd V-7. Via langdurige en moeizame onderhandelingen hebben partijen uiteindelijk een overeenkomst weten te bereiken m.b.t. de plaatsingen van hun onderlinge aspirant leden op deze gemeenschappelijke V-7 lijst. De open te vallen assembleeplaatsen zullen bijgevolg niet door twee nieuwe PL’ers worden ingevuld. Lijstconform, gaan deze zetels binnen de districten Wanica en Saramacca naar respectievelijk een VHP-er en een NPS-er.
De VHP en de NPS die dus voor de opvulling van de open te vallen zetels in aanmerking komen hebben inmiddels aangegeven samen met PL in het aanstaande juridisch proces ten strijde te zullen trekken. Dat wil zeggen dat zij naast PL, in de hoedanigheid van ‘belanghebbende’, zelfstandig een actie tegen De Staat Suriname zullen opstarten. Hoe staan de kansen voor de VHP en de NPS eigenlijk. Zullen zij als ‘rechtstreeks belanghebbende’ in het aanstaande rechtsproces worden erkend? En zo ja, kunnen zij dit proces dan ook echt winnend afsluiten?
Wij zullen voor de beantwoording van bovengenoemde vragen een tweetal zeer aanschouwelijke voorbeelden ter hand nemen; deze vervolgens naar onze Surinaamse situatie vertalen en op die manier proberen ‘wat vlees op de ribben’ te impregneren. Als het goed is, zult u na en met en door en omwille van deze voorbeelden in staat zijn, om het aanstormend proces in kort geding een ‘ietsjes beter bewapend’ te kunnen volgen. O.K, let’s start the show.
Voorbeeld 1
Twee Zuid-Afrikaanse apartheidsstrijders Nelson Mandela en Walter Sisulu vluchten na een verzetsdaad naar Suriname. Zij worden hier opgevangen en vinden onderdak in een woning dat onder beheer staat van Stichting Rumas. Deze stichting krijgt jaarlijks een forse subsidie van de overheid. Zij is hierdoor in staat de woning zelfstandig en tegen een relatief lage prijs te verhuren. De regering vermindert, vanwege onvermijdelijke bezuinigingen, de subsidie van Rumas voor tachtig procent. Rumas is hierdoor niet langer in staat om haar lopende verplichtingen na te komen. Zij moet op alle uitgaven drastisch bezuinigen. Als zij er niet langer om heen kan, verzoekt zij Mandela en Sisulu om hun heil ergens ander te gaan zoeken. Na veel heen en weer bellen slagen de vrijheidsstrijders erin, om tijdelijk bij derden te overnachten
.
Als Mandela en Sisulu vervolgens vernemen dat Stichting Rumas, i.v.m. de drastische subsidie vermindering een kort geding tegen de Staat is opgestart, voegen ze zich bijtijds, naar eigen zeggen, als belanghebbende, in de rechtszaak. Voor de rechter, betogen zij, dat zij een rechtstreeks belang hebben bij het besluit tot subsidievermindering. Immers, zo stellen zij, zonder deze disproportionele vermindering had de stichting hen nooit en te nimmer op straat gezet. Vraag: kunnen Mandela en Sisulu zich als ‘belanghebbende’ in het rechtsproces voegen?
Rechter I.L.: “Stichting Rumas is de aanvrager en bij toewijzing de begunstigde van de te verstrekken subsidie van de Staat Suriname. Het is correct dat u Nelson Mandela en Walter Sisulu een financieel belang hebt bij de hoogte van de verstrekte subsidie door de Staat Suriname. Maar dit belang is geen direct, doch een afgeleid en indirect belang. U bent mitsdien geen rechtstreeks belanghebbende in de zin van de wet. Immers; de wet definieert een belanghebbende als: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is. En dit is in uw geval aantoonbaar niet het geval”.
Is er dan echt geen situatie denkbaar waarbij u door de rechtbank wel als belanghebbende zou worden erkend?
Rechter I.L.: “ Dit zou anders kunnen zijn als u beiden door het besluit zou worden geraakt in een fundamenteel recht, zoals het recht op leven, werk of woning, ter bescherming waarvan toegang tot de rechter u niet onthouden zou mogen worden. In uw geval is echter nergens gebleken van aantasting van een dergelijk fundamenteel recht, als direct gevolg het korten op de hoogte van de subsidie aan de Stichting Rumas door de Staat Suriname”.
Conclusie: hadden Mandela en Sisulu geen tijdelijk onderdak gevonden en dus ‘op straat’ moeten overnachten, dan zou de rechter hebben geconcludeerd dat zij in een fundamenteel recht (recht op wonen) zouden zijn aangetast. In dat geval zou de rechter hen wel als belanghebbende in de zin van de wet hebben erkend.
Voorbeeld 2
Woningbouwcoöperatie ‘Lekker Wonen’ krijgt van het ministerie van ROGB in het district Para een aantal hectare toegewezen. De bedoeling is het om betaalbare woningen voor ‘expats’ tegen aanvaardbare prijzen te bouwen. Het terrein moet nog geheel ‘bouwrijp’ worden gemaakt. De wet stelt, dat een vergunning hiertoe, vanwege de mogelijke aanwezigheid van zeldzame flora, een aparte ‘kapvergunning’ is, die door de districtscommissaris dient te worden aangevraagd. Als de dc dit verzoek doet, wordt hem de vergunning geweigerd. Een reden hiertoe wordt tot deze weigering wordt niet gegeven. Vraag: kan: ‘Lekker Wonen’ in actie komen tegen de weigering van de ‘kapvergunning’ aan de districtscommissaris?
Het is in dit voorbeeld evident, dat de woningbouwvereniging alle belang heeft bij de toewijzing van de ‘kapvergunning’ aan de dc. Slechts met deze vergunning kan zij immers overgaan tot bouwrijp maken van het terrein.
Rechter S.Z.: “ Het staat buiten kijf dat uw woningbouwcoöperatie ‘Lekker Wonen’ een belang heeft bij de verlening respectievelijk weigering van de door de districtscommissaris aangevraagde bouwvergunning. De rechter erkent u echter niet als belanghebbende, in de betekenis die de wet aan dit begrip geeft. Bij een besluit tot weigering van de gevraagde vergunning, is enkel en alleen het belang van de rechtstreekse aanvrager in overweging te nemen. Krachtens de wet is slechts de districtscommissaris uit hoofde van zijn of haar functie, gemachtigd tot de aanvraag van de kapvergunning. Bijgevolg komt slecht hem de juridische status van belanghebbende in aanmerking. De omstandigheid dat het weigeren van de kapvergunning gevolgen heeft voor de privaatrechtelijke relatie tussen de woningbouw coöperatie en het districtscommissariaat, leidt als zodanig niet tot de conclusie dat u daarom in de zin van de wet belanghebbende bent in het vigerende rechtsproces”.
Conclusie
Een ‘derde belanghebbende’ bij een genomen besluit wordt door de rechter vaker dan niet beschouwd als ’te ver van het besluit verwijderd’, om voor de juridische status ‘belanghebbende’ in aanmerking te komen en om te kunnen spreken van rechtstreeks belanghebbende bij het te nemen besluit.
Mr. drs. Guno Rijssel