Vermoeide generatie eist visie en actie!
Vanaf onze onafhankelijkheidsdatum, 25 november 1975, tracht een “No Nonsens generatie” door te dringen met nieuwe standpunten over nationale ontwikkeling. Men is het populistische inefficiënt gerommel van de ‘oude politiek’ zat. De oude politiek is na 40 jaren experimenteren failliet vindt zij. Suriname is Moe van corruptie, Moe van bedrog. Het oude nationalisme is bedrieglijk en ontoereikend gebleken. De tijd van: “ik wil iemand haten vandaag”, van het emotionele aanklagende “Dobru – nationalisme “ van na 1945, heeft zijn tijd gehad. Niet klagen maar presteren zegt de huidige generatie. Men wil precies weten waar Suriname vandaag de dag aan toe is. Wie deugt en wie deugt niet. Hoe vormen wij als volk een collectieve denk- en productiekracht, die zwakheden opheft en sterke eigenschappen benut. Het economisch bijbenen in de nieuwe wereld van vandaag vergt herziening en wederopbouw van onze gehavende ex-koloniale kennisinfrastructuur; de oorzaak van alle tegenspoed. De Surinaamse kennisinfrastructuur is een gatenkaas zonder hechte historische opbouw. We leiden de jeugd op om te vertrekken. We exporteren onze natuurlijke rijkdommen als ruwe grondstof; een ware uitverkoop. We importeren luxe goederen tegen veel te hoge prijzen en stellen geen enkele eis aan de leveranciers. Ons onderwijs is niet gericht op karaktervorming, gedragscultivering, innoverend burgerschap. De religies en kerken zijn egoïstische zieltjeswinners en stellen zich niet nationaal op. We houden niet van elkaar maar bestrijden elkaar en vernietigen wat we samen opgebouwd hebben. Het lijkt alsof een mensenleven er niet meer toe doet in Suriname; er heerst een vaag normbesef en een afbrekende competitieve jaloerse mentaliteit.
Valse schaamte en zeepbellen bravour
Kennis is universeel en tegenwoordig te koop. Kennistekorten en achterstanden kunnen onmiddellijk worden opgevuld. Niemand hoeft zich te schamen om te leren. De belangrijkste kennisbronnen zijn onze noodzakelijke nieuwe bondgenoten. De ex-kolonisator Nederland, die ons als medeverantwoordelijke voor wat we heden zijn het beste kent, is onze belangrijkste bondgenoot in vele opzichten. Buurland Brazilië ( zesde grootste economie ter wereld ) heeft zijn ex-kolonisator Portugal overleefd, gekopieerd (bijvoorbeeld in taal en cultuur) en wetenschappelijk en maatschappelijk overwonnen met zijn circa 200 miljoen inwoners. President Desi Bouterse heeft Suriname misleid en in een ernstige economische en sociaal-maatschappelijke crisis doen belanden. Hij heeft de helpende hand van Nederland en Brazilië niet benut vanwege kennisgebrek en een zieke geest. Geen enkel land is autarkisch, we hebben elkaar nodig; Suriname heeft hulp nodig. Maar die hulp zal nooit komen zolang Suriname toestaat dat een maffiabende het land als een maffiaorganisatie bestuurt. Kenmerken van een maffiastaat zijn; valse schaamte, de normloosheid, corruptie, de fysieke afrekening (geweldsdreiging), geen noodzaak tot verantwoording van ondernemerschap, zwakke impulscontrole bij politici (te herkennen aan de incidentenpolitiek). Het laaggeletterde volk wordt onzeker en gelooft niet in eigen kunnen maar in de fantasieën van de maffiabaas; de macht van de luidruchtigste. De samenleving wordt een zeepbel, die bij de geringste speldenprik uit elkaar kan spatten. Wat je ziet is bedrieglijk, zonder inhoud en niet “Suriname-eigen”. Men doet zich groter voor dan men werkelijk is, belooft gouden bergen en onhaalbare doelen. Cultuur(educatie), wetenschap en economie werken in Suriname niet concentrisch noch cumulatief samen naar hogere standaarden. Het land kan daarom niet op eigen kracht uit de greep van een onethische criminele onverschilligheid blijven. Men schaamt zich toe te geven dat er veel niet deugt, en ons volk op een laag ontwikkelingsniveau is beland. De saamhorigheid wordt verstoord door politieke aanstellers die het volk op het verkeerde been zetten en een bedrieglijke façade van schijnwelvaart ophouden.
Noodzakelijk herstel van de kennisinfrastructuur Het Nederlandse woord “Molen” is afgeleid van het Latijnse “Molina”. De Molen is het door noeste arbeid verworven kwaliteitssymbool voor Hollandse producten, evenals de tulp en de klomp. De molentechnologie in Nederland weerspiegelt een bepaalde fase in de ontwikkeling van de nationale productie; voor overschakeling naar mechanisatie en automatisering. De productie-infrastructuur in Suriname was vroeger (1667-1863) vrijwel uitsluitend gebaseerd op Nederlandse wetenschap en technologie. De Surinaamse molen, een kopie van de Nederlandse, was ook in Suriname functioneel en basaal. Met name in de slavernij periode was het kennisniveau van de Molentechniek verlossend voor slavenarbeid, voor het energievraagstuk, verwerking van landbouwgewassen en voor een optimale arbeidsproductiviteit. Nederland is door de Molen groot geworden. Vanaf halverwege de 19e eeuw- na de afschaffing van de slavernij- liet Nederland Suriname in technisch wetenschappelijk opzicht in de steek. De concurrentie tussen de Europese staten onderling was moordend rondom de eeuwwisseling 1800/1900. De opkomst van de suikerbiet en moderne productiemethoden en uitvindingen -de stoommachine en later de elektriciteit en de op fossiele brandstof gebaseerde industriële ontwikkeling- trokken alle aandacht naar de interne Nederlandse economie en omringende Europese ontwikkelingen ten koste van Suriname (de koloniën). De kennisinfrastructuur in Suriname is sindsdien nauwelijks immanent structureel noch cumulatief gegroeid. Bijna alle wetenschap technologische “vooruitgang” in de 20ste eeuw is gebaseerd op fragmentarische import en door de kolonisator eenzijdig bepaalde militaire noodzaak. Voorbeelden: de districtenindeling ( de huidige carnavaleske kleding van de districtscommissarissen en kapiteins ), geconcordeerde wetgeving (achterstand in codificatie vanwege o.a. luie juristen), medische faculteit, volksgezondheid, handhaving van een staand leger, de warrige taalkwestie, zijn voorbeelden van vroegere koppelingen aan de macht van de kolonisator zonder rekening te houden met de behoeften van de lokale bevolking.(1) De na het slavernij- en molentijdperk aangerichte schade aan de kennisinfrastructuur, is de opkomende staat Suriname nooit structureel te boven gekomen. Onze kennis – infrastructuur is helaas een gatenkaas geworden en gebleven; niet gericht op ontwikkeling van de Surinaamse mens en maatschappij.
Grondstoffenleverancier en reservewiel van het westen De gestagneerde wetenschap en technologie kreeg in de 20ste eeuw een structureel andere wending (importafhankelijkheid) en Suriname werd van exporteur van landbouwproducten steeds meer grondstoffen leverancier voor expanderende economieën van het rijke westen (Amerika /Europa). De ruwe industriële grondstoffen verlieten vrijwel onbewerkt het land en werden als eindproduct vele malen duurder geïmporteerd door onze consumptie-economie. Alle eigen productie van eindproducten werd gefrustreerd, onmogelijk gemaakt en vernietigd; hout/meubelfabrieken, suikerfabriek (Marienburg), rijstfabriek (Wageningen); de mijnbouwsector (bauxiet/goud); de ambacht verdween helemaal. (2) De tweede wereldoorlog (1940-1945)veroorzaakte de tweede grote aanslag op de Surinaamse kennisinfrastructuur. Het schaarse kader werd bovendien ingezet in de oorlog. Tussen 1945 en 1975 werd dit kennisgat enigszins opgevuld door uitgeweken intellectuelen uit Indonesië en uit Nederland teruggekeerde beursstudenten maar niet afdoende. De Javaanse cultuurgroep (15 % van de bevolking) werd het meest getroffen door twee rampzalige remigratiepogingen van meer dan duizend Javanen. De sterksten (meest succesvollen), best geschoolden, rijksten (men moest de overtocht zelf betalen) verlieten begin vijftiger jaren spoorslags Suriname. Zojuist gedekoloniseerd Indonesië zat niet op immigranten uit een Nederlands gekoloniseerd gebied te wachten. De animositeit tussen kolonisator Nederland en de vrije Indonesische nationalisten o.l.v. Soekarno frustreerde de vooruitgang van de Javaanse groep in Suriname. (3) De massa-emigratie naar Nederland tussen 1965- 1975 veroorzaakte een derde desastreuze “vlucht van kennis en kunde” uit Suriname. Kenmerk van de massamigratie in dit opzicht is het gegeven dat ook het middenkader en de laagopgeleiden vertrokken, omdat hen werk werd aangeboden in Nederland. Deze derde grote aanslag op de Surinaamse kennisinfrastructuur heeft het land teruggeworpen naar een nog lager abominabel niveau van maatschappelijk bewustzijn. De Surinaamse exodus, is kwalitatief en kwantitatief en mentaal wereldwijd bezien de meest rampzalige koloniale migratie die de mensheid gekend heeft. Deze conclusie trokken Vietnamese sociologen in de jaren zeventig die het verschijnsel “bootvluchteling” in hun land trachten te doorgronden en grondig studie deden over de Surinaamse migratie. Herstel van de migratieschade betekende vechten tegen de bierkaai. (4) DE HELAASHEID. Maar de vierde desastreuze klap op onze kennis- en technologische infrastructuur kwam na de onafhankelijkheid toen Nederland de Culturele Samenwerking met Suriname prompt ophief. Vanaf 1975 zijn vooral de kunst, cultuur (studies in noodzakelijke wetenschapsgebieden waarmee je niet rijk wordt) , kind van de rekening geworden. Er volgde een abrupte studentenstop. De stopgezette beursregelingen zijn nooit adequaat vervangen; Suriname had eenvoudigweg het geld er niet voor. De vierde aanslag op onze nationale kennisinfrastructuur veroorzaakte een vergeten en verloren generatie. Suriname werd afhankelijk van een handvol na de Tweede wereldoorlog teruggekeerde intellectuelen, die geradicaliseerd waren door het Marxisme van de rebelse Nederlandse jongeren en talloze frustraties als minderheid o.a. door het ervaren van opkomend racisme in Nederland. Er wortelde zich gelijktijdig een overwaardering van de geremigreerde intellectueel, die niet werd getoetst op zijn gedrag, maar louter op zijn formele titels. Na de staatsgreep van 1980 werd deze schaarse voorraad intellectuelen- bijna de gehele jongere intellectuele elite- gepolitiseerd, en uitgemolken door de militaire dictatuur die zich grillig aan het ontwikkelen was. Gelukkig hebben de interne ontwikkeling van de Universiteit van Suriname en andere particuliere hogere beroepsopleidingen voorkomen dat er een complete stilstand kwam in mentale ontwikkeling van de maatschappelijke bovenlaag. Desintegratie van de poreuze kennisinfrastructuur in het land is God zij dank voorkomen. De helaasheid van 40 jaren postkoloniale ontwikkeling is het verschijnsel dat de Surinaamse maatschappij met haar eigen kennis en kunde, er niet in is geslaagd het legitieme eigenbelang van de Surinaamse mens te onderscheiden van de historische inhaligheid van de ex-kolonisator en de buitenlandse multinationals. Het trieste voorbeeld hierbij is de recente klungelige wijze waarop de regering omgaat met de Amerikaanse multinational Alcoa en haar Surinaamse dochteronderneming Suralco na 100 jaren ‘samenwerking’ in de bauxietsector. Suriname slaagt er niet in om een eeuw samenwerking (lesgeld) te benutten voor innovatie van de mijnbouwsector, de Amerikanen daarentegen maakten tactische afspraken met de Billiton en diversifieerden hun aanwezigheid door in de goudsector te interveniëren. Uit verslagen van de vereniging van geologen in Suriname blijkt dat Suriname geen bauxiet/mijnbouwkennis heeft gecumuleerd en na een eeuw lessen met een metallurgische gigant afhankelijk is van buitenlandse kennisbronnen. Suriname zal voor een doorstart van onze kennismaatschappij naar een hoger plan, zeker stappen terug moeten doen naar de fase van de molentechnologie twee eeuwen geleden. Niet om het wiel weer uit te vinden, maar om van onderop te werken aan een nieuwe mentaliteit: het eenvoudige te eren. Het devies is acute heropvoeding. Wij dienen onze wetenschap te baseren op het eigene en moeizaam verworvene en burgers leren elkaar niet te bedriegen. Belofte maakt schuld. Men moet zijn beloften en afspraken nauwgezet nakomen op straffe van diskwalificatie. Alleen door een grondige herziening van onze ethiek, het burgergedrag en de kennisinfrastructuur kan er een eind komen aan het opportunistisch wangedrag van een funeste kleine gecorrumpeerde machtsgroep, die helaas haar trieste schaduw van onkunde werpt over een prachtig volk dat uitbuiting door eigen mensen niet verdient.
Ludwich van Mulier