Op 23 oktober 2015 is Tina W. Dulam gepromoveerd tot doctor aan de Erasmus School of Economics (Erasmus Universiteit Rotterdam). Haar promotieonderzoek betrof ‘Brain Drain or Brain Gain: The case of Suriname’. ‘Brain drain’ betreft het wegtrekken van hoogopgeleiden uit meestal een minder ontwikkeld land (thuisland) naar een ontwikkeld land (bestemmingsland). Hierdoor daalt de capaciteit in het thuisland om welvaart en welzijn te scheppen voor de bevolking. In de literatuur is er veel geschreven hierover, maar sinds kort is er een nieuwe theorie genaamd, de ‘brain gain’. Volgens deze theorie leiden vooruitzichten om als hoogopgeleide te emigreren naar een ontwikkeld land en hogere inkomens te verdienen ertoe, dat mensen in het thuisland gemotiveerd raken om hogere opleidingen te volgen (zodat zij later ook kunnen emigreren). Natuurlijk is het zo dat niet alle hoogopgeleiden wegtrekken, waardoor per saldo het aantal hoogopgeleiden dat achterblijft in het thuisland meer is dan wanneer er helemaal geen emigratieperspectieven zouden zijn. In het eerste deel van deze dissertatie is de ‘brain gain’ theorie getoetst op Suriname. Hiervoor zijn gegevens verzameld over hoeveel personen jaarlijks emigreren, aantal ingeschreven studenten op primair, secundair en tertiair opleidingsniveau en het aantal afgestudeerden van de universiteit. Helaas blijkt dat emigratie een negatief effect heeft op het aantal ingeschreven studenten op secundair en het aantal afgestudeerden op tertiair opleidingsniveau. Dat betekent dat naarmate de emigratie toeneemt, Suriname op zowel korte als lange termijn minder hoogopgeleiden overhoudt. Suriname is dus duidelijk een geval van ‘brain drain’ en geen ‘brain gain’. Om ‘brain drain’ terug te dringen, zouden we eerst moeten weten: 1) hoe groot is het probleem (met andere woorden hoeveel procent van het aantal hoogopgeleiden trekt weg), 2) wat veroorzaakt ‘brain drain’ en 3) wat maakt dat een deel van de geëmigreerde hoogopgeleiden na verloop van tijd terugkeert naar Suriname? In het tweede deel van de dissertatie is door middel van een survey, gebaseerd op een onderzoek dat Gibson & McKenzie in 2011 met betrekking tot drie landen in de Pacifische Oceaan uitvoerden, nagegaan hoe groot het ‘brain drain’ probleem voor Suriname is en welke factoren bepalen dat hoogopgeleiden wegtrekken. Om te kunnen weten hoeveel procent van het aantal hoogopgeleiden wegtrekt, zou je een namenbestand van de hoogopgeleiden moeten hebben. Daarna zou je moeten traceren wie allemaal uit het bestand is weggetrokken. Dat is haast niet mogelijk om vast te stellen, zeker wanneer je teruggaat in de tijd. Bestgeslaagden van middelbare scholen zijn over het algemeen gemakkelijker te traceren, omdat zij veel potentie hebben om door te breken in het leven en uiteindelijk vallen ze op. Meestal voltooien zij de universitaire of een andere hogere opleiding. Vandaar dat ervoor gekozen is om de namen van bestgeslaagden van Surinaamse middelbare scholen te verzamelen en deze te ‘googlen’. Gekozen is voor de studenten die bestgeslaagden of topstudenten (top 5) waren in de periode 1976-2006. De Anton de Kom Universiteit van Suriname biedt sinds 1976 in zowel de medische, technologische als maatschappij wetenschappen diverse studies aan. Studenten die vanaf toen slaagden konden dus kiezen voor óf de Universiteit van Suriname óf een buitenlandse universiteit. Vanwege de sterke historische banden die Suriname met Nederland heeft, welke tot uiting komt in de taal, culturele aspecten en het rechtssysteem van Suriname, maar bovenal in de sterke migratiestromen tussen beide landen, is ervoor gekozen om dit onderzoek af te bakenen tot oud topstudenten van Surinaamse middelbare scholen die momenteel in deze twee landen wonen. Onze focus is ook op hoogopgeleiden die al werkzaam zijn. Individuen die in 2006 van de middelbare school zijn geslaagd moeten tegen de tijd dat hen gevraagd werd mee te doen aan de survey (in 2013) al begonnen zijn met werken. Uit het onderzoek bleek dat 63% van de 283 geënquêteerden naar Nederland emigreerde. Hiervan is een derde deel inmiddels teruggekeerd naar Suriname. Dat betekent dat 42% van de oud topstudenten in Nederland is blijven wonen. Een hoog ‘brain drain’ percentage dus. De belangrijkste reden om naar Nederland te gaan was studie (84% gaf dat als hoofdreden op). Voor anderen was de hoofdreden: de politieke situatie in de jaren 80, het meereizen met de familie of met de levenspartner, of het vinden van een baan. De meeste oud topstudenten vertrokken ook toen ze begin twintig waren; de leeftijd om de universiteit te bezoeken. Dit geeft aan dat Surinaamse topstudenten weinig vertrouwen hebben in het aangeboden tertiair onderwijs van Suriname. Oud topstudenten die de bèta-richting kozen op de middelbare school bleken een hogere emigratiekans te hebben. Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat de emigranten over het algemeen hoger opgeleid zijn dan non-migranten en dat zij meer verdienen (gemiddeld 115% meer dan de nonmigranten). Om te emigreren heb je geld nodig. Uit de survey bleek dat vooral oud topstudenten die uit een hoge inkomensklasse afkomstig waren en die tenminste één ouder met een hoge opleiding hadden, naar Nederland vertrokken. Dit laatste bleek geen rol te spelen als het ging om permanente emigratie. Een andere belangrijke bepalende factor voor emigratie is de plaats waar de ouders en de meeste van de familieleden wonen. Verder blijkt dat individuen die uit de stad (Paramaribo) afkomstig waren een hogere kans op emigratie vertoonden dan individuen uit de districten. De kans op permanente emigratie bleek lager te zijn voor de vrouwelijke oud topstudenten dan voor de mannelijke. Mogelijk voelen de hoogopgeleide vrouwen zich sociaal meer verbonden met het thuisland dan de mannen. In het derde deel van de dissertatie is nagegaan welke factoren de remigratie van hoogopgeleiden bepalen. De belangrijkste reden om terug te keren naar Suriname was vaderlandsliefde en het verlangen om het land te helpen opbouwen. Ook het gevoel om ‘vrij’ buiten te zijn (mede vanwege het tropische klimaat) en dichtbij van de naaste familie waren redenen om terug te keren. Uit het onderzoek bleek verder dat hoogopgeleiden met een hogere graad (PhD of MSc) een lagere kans hebben om terug te keren naar Suriname. Hetzelfde geldt voor individuen die een hoogopgeleide levenspartner hebben. Ook individuen die de Nederlandse nationaliteit bezitten en langer in Nederland wonen, zijn minder geneigd terug te keren. Studiebeurzen blijken hun nut te bewijzen. Oud topstudenten wiens opleiding door middel van een studiebeurs is gefinancierd hebben een grotere kans op remigratie naar Suriname. De oud topstudenten wiens tertiaire opleiding door de ouders in plaats van zelf (of via een studielening) werd bekostigd, blijken ook een sterkere binding met Suriname te hebben en een hogere kans op terugkeer. Het blijkt dat vooral oud topstudenten wiens ouders een tertiaire opleiding in het buitenland hebben genoten remigreerden. Vroeger was het niet mogelijk om universitair onderwijs in Suriname te volgen. De ouders die dat wel deden, vertrokken meestal met een studiebeurs naar Nederland. Na hun studie keerden zij terug naar Suriname. Mogelijk treden de kinderen in de voetsporen van de ouders: emigreren voor studiedoeleinden en na verloop van tijd terugkeren naar Suriname. Verder is naar voren gekomen dat de kans op remigratie groter is onder hoogopgeleiden van wie de ouders, kinderen en/of levenspartner in Suriname wonen in plaats van in Nederland. Ook het effect van werktaken is geanalyseerd. Vooral hoogopgeleiden die managementtaken uitvoeren en die in contact staan met cliënten hebben een hogere kans op terugkeer naar Suriname (te denken valt aan consult
ants en business managers). Het uitvoeren van taken die een wiskundige oplossing vereisen of taken die te maken hebben met contact met patiënten of studenten, hebben geen significant effect op de kans op remigratie naar Suriname. De belangrijkste adviezen voor het aantrekkelijk maken van Suriname voor hoogopgeleiden zijn: het aanbieden van geschikte banen (in een professionele omgeving) en bijbehorende salarissen. Verder dient er geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van het hoger onderwijs in Suriname. Andere beleidsaanbevelingen hebben betrekking op de macro-economische en vooral politieke stabiliteit, veiligheid en de mogelijkheid om grond en huis te bezitten in Suriname. Het verwezenlijken van deze punten is echter complex. Je zou immers eerst voldoende ontwikkelde menskracht moeten hebben om sterke instituties te kunnen bewerkstelligen. Diverse landen in Azië (in het bijzonder Zuid Korea) bieden hoogopgeleide niet-ingezetenen privileges in het thuisland aan om hen ertoe te bewegen terug te keren. Zo zijn deze landen in staat geweest om menselijk potentieel aan te trekken en mede daardoor technologische vooruitgang en economische groei te bewerkstelligen. In het vierde deel van dit onderzoek is nagegaan of hoogopgeleide migranten van Surinaamse komaf zouden willen terugkeren naar Suriname indien hen bepaalde incentives aangeboden zouden worden. Hierbij is er opnieuw een enquête gehouden en wel onder 209 hoogopgeleiden, die de middelbare school in Suriname hebben doorlopen en nu in Nederland wonen. Een kwart van de emigranten zou zeker terug willen keren naar Suriname indien hen een luxe gezinswoning in Paramaribo of in een aangrenzend district, een perceel, onderwijssubsidies voor hun kinderen en ouderenzorg voor meereizende ouders aangeboden zou worden. Er zijn ook veel hoogopgeleiden die dit aanbod zouden willen accepteren maar nog niet zeker zijn of ze dan terugkeren. Tellen we deze groep op bij de groep die zeker is, dan mogen we concluderen dat de meerderheid van de emigranten positief staat tegenover het aanbod. Vooral individuen die niet lang in Nederland wonen, ingenieurs en hoogopgeleiden die affiniteit hebben met Suriname zijn geïnteresseerd in het aanbod. Indien de overheid van Suriname fondsen voor onderzoek en 4 innovatie ter beschikking zou stellen, dan zouden ook medici en andere gezondheidswerkers uit Nederland worden geënthousiasmeerd. Belangrijk is wel dat de remigranten hun beroep vrijelijk mogen uitoefenen. De kans om het aanbod te accepteren neemt af naarmate de migrant langer in Nederland woont. Mocht de overheid van Suriname het pakket aan maatregelen willen incorporeren en hoogopgeleide migranten van Surinaamse komaf willen rekruteren, dan zouden informatiesessies het beste gehouden kunnen worden onder Surinaamse studenten op Nederlandse universiteiten. Ook tijdens diverse diaspora seminars zou dit van nut kunnen zijn; vooral individuen die affiniteit met Suriname hebben zouden het aanbod willen accepteren. Het elimineren van politieke bemoeienis bij het uitoefenen van het beroep zou zelfs de meerderheid van de emigranten terug laten keren naar Suriname.
Proefschrift Tina W. Dulam; oktober 2015