Inheemse dorpen in de jarige republiek (1)

Op 9 augustus 2015 vierde de Inheemse gemeenschap in Suriname haar speciale dag. Inheemse vertegenwoordigers presenteerden hun meningen en visies over de huidige situatie van de Inheemsen in Suriname; minister Relyveld was optimistisch en zag een goede toekomst voor de Inheemse gemeenschappen weggelegd. Het blijkt echter dat er binnen de Inheemse gemeenschappen grote onrust heerst over de rechtszekerheid van hun woongebieden. Recentelijk nog waren Cabenda Dorp en Wit Santi in het nieuws hieromtrent. Daarom wil ook ik, als Inheemse, mijn mening hierover geven. Ik wil allereerst het probleem concretiseren en van hieruit mogelijke oplossingen formuleren. Bij 40 jaar srefidensi van onze Republiek Suriname is er geen beter cadeau denkbaar dan het beslechten van onderlinge meningsverschillen en wegwerken van de ontstane onzekerheid binnen de Inheemse gemeenschap.
Belangrijk is om vast te stellen dat de grondproblematiek an sich niet het enige probleem is. De rechten op grond zijn een fundamenteel uitgangspunt, maar daarnaast zijn zaken als goed bestuur, werkgelegenheid (meer inkomen), goede huisvesting, kwalitatief onderwijs, basis gezondheidszorg, recreatie etc. ook essentieel. De overleving van de Inheemse dorpsgemeenschappen in de huidige moderne Surinaamse markteconomie noodzaakt daarom een discussie in breder perspectief.
Achtereenvolgens wil ik daarom de volgende drie kwesties aan de orde stellen:
1. Collectieve rechten op de grond voor de Inheemse dorpsgemeenschappen of individuele grondtitels voor de dorpsbewoners. Mijn stelling: “Individuele titels op de grond voor elke dorpsbewoner”.
2. Zullen de Inheemse dorpen c.q. dorpsstructuren uiteindelijk verdwijnen? Mijn stelling: “Neen, dat zal niet gebeuren”. De dorpen zullen zich wel moeten aanpassen aan de Surinaamse kapitalistische markteconomie, voor zover dat al niet gebeurt (levensmiddelen, auto’s, buitenboordmotoren, kettingzagen, dvd’s, koelkasten, mobiele telefoons, handel etc.).
3. Moet de status quo in de Inheemse dorpen met man en macht behouden blijven of moet er een herstructurering plaatsvinden? Mijn stelling: “De inrichting en organisatie van de dorpen moet veranderen om op korte en lange termijn te kunnen participeren in de nationale ontwikkeling van Suriname”.
Allereerst wil ik beginnen met de kwestie collectieve versus individuele rechten op de grond. Er zijn hier twee partijen die betrokken zijn: enerzijds de Inheemsen met hun eis e/o wens en anderzijds de nationale overheid, die deze wens kan bekijken conform de Surinaamse grondwet. De Inheemsen claimen collectieve rechten op de gronden die zij al eeuwenlang bewonen, bewerken en beschermen. De overheid aan de andere kant erkent wel de aanwezigheid van tribale volken in bepaalde gebieden met eeuwenoude tradities, gewoonten en gebruiken. In het Vredesakkoord van 1992 zijn namelijk wetsartikelen vastgelegd, die aangeven hoe de erkenning van tribale volken moet worden begrepen en uitgevoerd. Volgens de L-decreten van de jaren ’80 beschouwt de overheid alle gronden waarvan het eigendom niet kan worden aangetoond als domeingrond, dit is dus inclusief de leefgebieden van de tribale volken. Hierdoor hebben de Inheemsen als collectief geen eigendomsrechten maar uitsluitend “aanspraken” of “interesses”.
Ter bescherming van deze gebieden heeft de overheid voorgesteld om economische zones vast te stellen om te voorkomen dat externe partijen gronden of rechten daarop (v.b. landbouw, mijnbouw, bosbouw) aanvragen, kopen of occuperen.
Volgens Kambel E. en MacKay F. (“The rights of Indigenous and Maroons in Suriname”, 1999) vallen de volgende zaken op :
1. Doordat de eigendomsrechten op de grond van de Surinaamse Inheemsen nooit goed gedefinieerd en formeel zijn vastgesteld, mist iedere claim op de grond een wettelijke grondslag.
2. Er wordt voorgesteld om eigendomsrechten toe te kennen aan de Inheemsen met dien verstande, dat het “vervreemdingsrecht” (verkoop van de grond) hun wordt onthouden. Hiermee worden zij wel officieel erkend binnen de Surinaamse grondwet.
3. De structuur van de Surinaamse samenleving speelt binnen dit vraagstuk een fundamentele rol. De (economische) belangen van de overheid staan overwegend haaks op die van de Inheemsen. Hierdoor sleept dit proces zich nu reeds generaties voort.
4. De Inheemse visie en overtuiging speelt ook een fundamentele rol. De Inheemsen bevinden zich in een transitie-periode van een “traditioneel inheemse leefstijl” (waar persoonlijk eigendom en accumulatie van bezit onbekend of op zijn minst niet belangrijk zijn) naar een “modern kapitalistische levensstijl” (waar genoemde eigenschappen maatstaven voor succes zijn).
Steeds meer dorpen ondervinden de opmars van ondernemers en bedrijven die behoefte hebben aan grond e/o de waarden erop of daaronder. De roep van de bewoners van Wit Santi en Cabenda Dorp voor een oplossing van hun grondproblemen is daarom heel goed te begrijpen. En zij zijn niet de enigen; steeds meer dorpen laten hun bezorgdheid horen over de actualiteit en urgentie van deze kwestie. Aangezien ik bewust ben van het wettelijk én emotioneel standpunt van de Surinaamse overheid, ben ik van mening dat er nu gehandeld moet worden. Er moet nu naar een oplossing op korte termijn gezocht worden. In naam van Hadajali en Tamushi doe ik daarom een beroep, neen een verzoek, aan alle dorpsbesturen verenigd in de VIDS om het “alles-of-niets-standpunt” los te laten. Ik wil onze Inheemse leiders vragen om per direct een structurele en continue communicatie met de overheid op gang te brengen, het is ook onze overheid! Het eerdergenoemde Vredesakkoord van 1992 kan als basis dienen voor deze besprekingen. Concreet om voor elk dorp de economische zone vast te stellen en titels op de grond aan te vragen voor elke dorpsbewoner. Als deze twee zaken worden aangepakt, krijgen de dorpsgemeenschappen direct de rechtszekerheid waar er op dit moment zo naar verlangd wordt. Hierna kan voor elk dorp worden bekeken hoe groot haar economische zone moet zijn. In deze zone moet niet alleen gekeken worden naar jacht en visvangst, maar ook naar de behoefte voor agrarische en andere economische activiteiten. Dit geeft een completer en realistischer beeld van de actuele situatie in de Inheemse dorpen. Bij gebrek aan beschikbaar areaal kan er samen met de overheid andere gebieden geïdentificeerd worden. De dorpen hebben ten behoeve van bovenstaand proces wel nog behoorlijk huiswerk te doen. Er moet een gedegen inventarisatie komen van het aantal bewoners, sociaal economische kenmerken en behoeften voor de komende decennia.
Wat betreft de titel op de grond voor de dorpsbewoners, is mijn voorstel dat elke dorpeling een stuk terrein van 3 ha mag aanvragen. Bij gevallen waarbij er een grotere behoefte is geïdentificeerd, bijvoorbeeld ten behoeve van economische activiteiten, kan een groter terrein worden aangevraagd. In het geval de dorpsindeling dusdanig is dat de woningen heel dicht bij elkaar staan, dan moet er nagedacht worden over een herindeling van het dorp. Wat dit betreft kan ik mij helemaal terugvinden in de visie van de districtscommissaris van Para, de heer J. de la Fuente.
Tot nu toe is er hoopvol gekeken naar de uitkomst van acties die zijn ondernomen om de rechten op de grond te verkrijgen: de mars van Inheemsen van Albina naar Paramaribo, bereikte Vredesakkoord en OAS-vonnissen die niet door de overheid geeffectueerd zijn. Hierbij heb ik wel de behoefte om dank uit te brengen aan de Bigi Wans die ons zijn voorgegaan, ook dank aan alle Inheemse personen en organisaties die zich jaren hebben ingezet voor deze kwestie en natuurlijk ook dank aan de VIDS die zich alle moeite getroost op zoek naar een oplossing hiervoor. Ik benadruk nogmaals dat ik geen voorstaander ben om nu nog decennia te wachten in deze, voor onze mensen, zo belangrijke kwestie. Mijn overtuiging is dat als we blijven wachten, de Inheemse dorpen één voor één zullen verdwijnen. De bewerkstelliging van individuele grondtitels en economische zones zal bijdragen aan de continuïteit van de Inheemse dorpen zoals wij die nu kennen. Want dan zijn ze in staat om als volwaardig onderdeel van de grote nationale economie mee te groeien. De vrees dat Inheemsen hun grondtitels massaal zullen verkopen is ongegrond, omdat ik er ook van overtuigd ben dat de kracht van onze identiteit en generaties lange verbondenheid met het natuurlijk leefgebied van onze voorouders dit gegarandeerd zal voorkomen!
Tecumseh

error: Kopiëren mag niet!