De realiteit is dat Suriname momenteel in een precaire monetaire situatie is komen te verkeren. Afhankelijk van welke plaats je inneemt in deze gemeenschap, kan de mening hieromtrent wel verschillen. Jammer is wel dat niet alle politici ons de juiste informaties hieromtrent verstrekken. Er wordt onder andere ook verteld dat het financieel beleid van de huidige regering, die eveneens de regeermacht in de afgelopen vijf jaar in handen had, geleid heeft tot de devaluatie van de Surinaamse munteenheid. Op basis hiervan vind ik de volgende weergave op zijn plaats. De economische toestand van een land is pas in evenwicht, wanneer de nationale bestedingen gelijk zijn aan de nationale productie. Wijze overheden zullen ongetwijfeld hun ontwikkelingsbeleid willen richten naar deze stelling. Omdat daardoor op eenvoudige wijze welvaart en welzijn kunnen worden bewerkstelligd voor land en volk. De overheid moet zich dan als voornaamste taak stellen om te zorgen voor adequate infrastructuur welke voor iedere burger toegankelijk gemaakt wordt. De samenleving zal dan verder zelf een optimale invulling moeten geven aan de verwezenlijking van die doelstellingen. De overheid heeft in de afgelopen jaren deze ontwikkelingslijn blijkbaar niet gevolgd. Het deviezenverkeer voor 1975 was dat iedereen vreemd geld naar het buitenland mocht overmaken. Er was dus in die periode sprake van een richtige economische ontwikkeling in ons geliefd Suriname. Daardoor was onze munteenheid sterk genoeg om als betaalmiddel in andere landen te gebruiken. Het was duidelijk dat na het verkrijgen van onze soevereiniteit de Surinaamse munt aanmerkelijk in waarde begon te dalen. De overheid was toen genoodzaakt om beperkende maatregelen te treffen in het deviezenverkeer. Vergelijken wij thans de economische activiteiten met betrekking tot de productie van voor de onafhankelijkheid van Suriname en die van heden, dan blijkt daarbij relatief bekeken dat de financiële activiteiten van de staat gedurende de periode voor 1975 structureel beter waren ingericht. Er was een grote mate van arbeidsdiscipline merkbaar en er werd ook aanmerkelijk meer geproduceerd. De overheid had namelijk enkele staatsbedrijven onder haar beheer, die vele jaren voor 1975 eind kwalitatief hoge eindproducten produceerden voor de export. Gevestigde namen uit die goede tijd waren Bruynzeel Suriname Houtmaatschappij, rijstbedrijf Wageningen, suikerfabriek Mariënburg en citrusplantage Alliance. Deze bedrijven hebben in voorgaande decennia een wezenlijke bijdrage geleverd aan de economische ontwikkeling van Suriname. Heel jammer is het echter dat deze deviezenverdieners thans teniet zijn gegaan. Sinds de onafhankelijkheid kwam de verantwoordelijke leiding in andere handen, en vanwege de gewijzigde beleidsinzichten en kennelijk ook ondeskundigheid van de desbetreffende leidinggevenden die elkaar opvolgden, zijn de bedrijven langzaam maar zeker teniet gegaan. De enorme teruggang in de productiesector heeft nu een precaire financiële situatie voor de staat tot gevolg. De noodzakelijke beschikbare middelen om een goede staatshuishouding te kunnen draaien, blijken ontoereikend te zijn. Om diverse redenen zijn de ontvangsten van deviezen ten voordele van de staat zienderogen afgenomen. Waarschijnlijk was het daardoor noodzakelijk om een deel van de moeizaam opgebouwde deviezenreserve bij de Centrale Bank, welke als dekking van de Surinaamse munteenheid was gehouden, in roulatie te brengen. De staatshuishouding moest immers draaiende worden gehouden. Hierdoor is onze gelddekking beetje bij beetje in de gevarenzone terechtgekomen en zijn wij op het kritieke kruispunt van vandaag de dag beland. In de volksmond heet het dat de in omloop zijnde hoeveelheid Surinaams geld niet meer adequaat gedekt is door valuta. Vandaar waarschijnlijk ook de rush en de honger om zoveel mogelijk je Surinaamse dollars om te zetten in Amerikaanse Dollars. Overigens dienen al importgoederen vrijwel uitsluitend in vreemde valuta, US$ en Euro’s betaald te worden. De overheid heeft de afgelopen vijf jaar getracht tal van projecten, die vele jaren braak lagen, op kundige wijze te doen opknappen. En wel zonder de ontwikkelingshulp van het ex-moederland. Dit, in tegenstelling tot voorheen waar er wel degelijk een pot voor ontwikkelingshulp beschikbaar was. Gelukkig dat wij Staatsolie en Iamgold nog hebben en dat onze natuurlijke hulpbronnen ons de ruimte bieden om spoedig weer uit dit dal te geraken. Voorzichtigheid is wel geboden. Door gezamenlijk en eensgezind op te trekken kunnen wij de beste resultaten boeken.
Edward Marbach