Suriname wordt al een tijdje geconfronteerd met een ongewenste situatie. Het Surinaams eten verkoopt goed. Dat zou volgens de minister misschien nog een ‘branding’ moeten ondergaan. Het eten verkoopt zeker op de diasporamarkt, de Caraibische markt en bij iedereen die in Suriname is geweest en kennis heeft van wat men heeft gegeten. Wat er dus gebeurt, is dat mensen hiermee meeliften en eerder op de markt aankomen dan Suriname zelf. Dan heb je rijst uit Guyana en groenten uit Azië als ‘Made in Suriname’. Dat zit op de internationale markt te profiteren van wat wij eigenlijk als Gods gegeven hebben: onze smaak, cultuur vol kleuren, onze diversiteit en creativiteit. Maar mensen zijn voor ons op de potentiële markt. Laten wij proberen de wereld massaal te veroveren met onze producten. Zodanig, dat we de oneigenlijke niet-Surinamers wegdrukken van het meeliften”, stelt Burleson.
Surinamers hebben niet altijd de investeringsmiddelen voor alles. Volgens de minister gaat men dan nog vaak voor een totale investering. De minister kraakt het niet af, maar benadrukt het beginsel van samenwerken. “Niet iedereen hoeft bijvoorbeeld een verpakkingsmachine apart te kopen. Zorg ervoor, verhuur aan elkaar, koop samen enz. Dat zijn de baby steps vooruit. Concurrentie is belangrijk, maar ons concurrentievermogen is nog belangrijker. Om het land concurrerend te maken, moeten wij sterke bedrijven hebben. Hoe meer u deelt, hoe sterker wij met ons allen worden. Onderlinge competitie moeten wij verschuiven naar de buitengrens”, aldus Burleson.
Kavish Ganesh