In het veertigste jaar van het bestaan van de Republiek Suriname kroop Henk Doelwijt in de pen en zette tekenen des tijds neer als bezinningsteksten.
Allerlei opvattingen en methoden komen door het ‘open venster van de Republiek Suriname’ binnenwaaien. Met los van elkaar staande projecten en opvattingen wordt een wildgroei aan ideeën en werkdruk in de hand gewerkt. Hierdoor komt er weinig tastbaars van de grond, blijven plannen ergens steken en vindt er geen verandering plaats.
Donorlanden en -organisaties stimuleren steeds meer de oprichting van Niet-gouvernementele Organisaties (NGO’s). Ze concludeerden sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, dat de ontwikkelingsinspanningen in de arme landen niet tot hun recht komen vanwege de gevestigde politiek. De eerste NGO’s die werden binnengehaald bestonden voor het overgrote deel uit oppositionele niet-parlementaire organisaties, sterk beïnvloed door internationale gelijkgestemde organisaties en bewegingen uit de ‘rijke landen’, die hun ideologie, filosofie en methoden konden inprenten onder de volkeren van de wereld.
Zo waren het NGO’s, die in belangrijke mate de weg hebben geplaveid voor regeringen à la Hugo Chàvez van Venezuela, Evo Morales van Bolivia en Rafael Correa van Ecuador. Deze organisaties werkten met de basis op het platteland en in de steden en konden zodoende systematisch structuren creëren, die uitgroeiden tot volksbewegingen.
Speelinstrumenten
Rijke landen en donororganisaties zien de politieke consequenties die door henzelf aangewakkerde NGO’s tot stand worden gebracht en zij werken nu naar een ombuiging van het NGO-beleid. Zij kennen en voelen, meer dan wie dan ook, de groeiende progressieve toon en invloed van de NGO’s en weten die op hun juiste waarde te schatten. De politieke macht en het gevaar en radicalisme van de Niet-gouvernementele Organisaties moet volgens het Westen ingedamd worden. Langzaam maar zeker wordt er geknabbeld aan de positie van de NGO’s. In vele landen waar NGO’s bezig zijn, worden de samenwerking en donaties teruggebracht en worden projecten weer in de boezem van de regeringen gebracht. Steeds vaker wordt er gesproken van stedenbanden, die met los van elkaar staande projecten en ondersteuning komen. Hierdoor wordt er geen waarachtige ontwikkeling op gang gebracht en worden op steeds geraffineerde wijze arme landen gekneveld. De rijke landen ondermijnen zodoende de positie van de arme landen verder, waardoor deze ingezet kunnen worden om de belangen van de rijke landen in een globaliserende wereld te consolideren.
NGO’s zijn makkelijke speelinstrumenten. Het lijkt alsof donorlanden enorm investeren, maar in feite zorgen ze voor versnippering van ontwikkeling, waardoor de arme landen ‘lekker’ worden gehouden met projecten van korte duur en zonder continuïteit. Vooral in het onderwijs is dit systeem funest. Onderwijs kan nooit projectmatig zijn, want onderwijs is continuïteit, die via een integrale en brede structuur vanaf de basis werkt. De zogenaamde samenwerking wordt op deze manier versjacherd en verkruimeld.
Henk Doelwijt