Recentelijk heb ik een artikel geschreven naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden inzake dubbele nationaliteit en de betekenis van het begrip ‘land van die andere nationaliteit’. Ik heb heel veel reacties hierop gekregen. De meeste personen vertelden wel belangstelling te hebben voor het onderwerp, maar merkten op dat zij de schrijfstijl van het artikel toch te ingewikkeld vonden. Hierdoor zou de boodschap vervat in het artikel niet echt tot uiting zijn gekomen. Daar het juist mijn bedoeling was om het grotere publiek te bereiken, heb ik besloten een nieuwe poging te wagen om het verhaal in een eenvoudiger vorm te brengen.
Ik begin met te stellen dat de meeste landen op de wereld geen voorstander zijn van twee of meer nationaliteiten. Eigenlijk willen de autoriteiten dat iedere persoon maar één nationaliteit heeft. Dit is ook het uitgangspunt van zowel het Surinaamse als het Nederlandse recht. In Suriname is de wet die iemands nationaliteit bepaalt: ‘de Wet tot regeling van het Surinamerschap en ingezetenschap’.
In Nederland heeft men de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) die bepaalt wie Nederlanders zijn.
Daarnaast is op 25 november 1975 tussen Suriname en Nederland een Toescheidingsovereenkomst (TOS) gesloten, waarin er ook regels zijn neergelegd betreffende de toedeling van de Surinaamse en de Nederlandse nationaliteit. Het gaat hier dus om een overeenkomst tussen twee landen, waarbij ik opmerk dat in ieder geval in Suriname niet eerst de mening van de bevolking is gevraagd of op enigerlei wijze is getoetst. De personen die op grond van de TOS hun nationaliteit hebben verkregen, hadden in principe geen andere keus. De verkrijging geschiedde van rechtswege uit kracht van een overeenkomst tussen Suriname en Nederland.
Bij het beoordelen of iemand Surinamer is of Nederlander of in bepaalde gevallen beiden, spelen al deze drie genoemde wetgevingsproducten een rol.
In het proces dat voor de Hoge Raad gevoerd werd (2015), wilde een man die ik hierna zal aanduiden als Dubnat, zijn Nederlandse nationaliteit laten vaststellen (volgens het Nederlandse recht). Hij woonde toen vanaf 21 juli 2011 onafgebroken in Nederland. Hij was echter in 1952 geboren in Suriname, maar tijdens de onafhankelijkheid in 1975 woonde hij in Nederland. Tot de onafhankelijkheid hadden alle personen die in Suriname geboren waren, de Nederlandse nationaliteit. De mensen die op de dag van de onafhankelijkheid in Suriname woonden en daar ook geboren waren, kregen automatisch de Surinaamse nationaliteit. Dit uit kracht van de TOS. Zij die buiten Suriname woonden, maar in Suriname geboren waren, kregen op dat moment eveneens krachtens de TOS de Nederlandse nationaliteit. Zo ook de heer Dubnat.
Begin jaren tachtig verhuisde laatstgenoemde naar Suriname en koos in 1983 voor de Surinaamse nationaliteit. Dit kon hij doen op basis van de TOS. Deze laatste overeenkomst bepaalde echter dat als je opteerde voor de Surinaamse nationaliteit je dan automatisch je Nederlandse nationaliteit kwijtraakte.
Op een gegeven moment besloot de heer Dubnat weer te vertrekken naar Nederland en na een aantal jaren verblijf aldaar vroeg hij ingevolge de RWN vrijwillig naturalisatie. Deze werd hem in 1987 bij Koninklijk Besluit verleend, waardoor hij weer Nederlander werd.
Na enige tijd bekroop hem echter het verlangen om naar zijn geboorteland terug te keren. En aangezien het hem daar goed beviel vroeg hij (gedreven door nationalistische gevoelens) vrijwillig op basis van de Wet tot regeling van het Surinamerschap en ingezetenschap de Surinaamse nationaliteit aan.
Deze werd hem in 2011 verleend, maar kort daarna begon hij weer naar de kou te verlangen en vestigde zich in de loop van 2011 in Nederland. De vraag waar hij mee zat is of hij door het opnieuw en vrijwillig verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit (in 2011), zijn Nederlanderschap al dan niet was kwijtgeraakt. Om zekerheid hierover te verkrijgen, vroeg hij de Rechtbank in Den Haag om vast te stellen dat hij zijn Nederlandse nationaliteit had behouden.
Zoals hiervoor is opgemerkt is Nederland in principe ook tegen de dubbele nationaliteit. Dit betekent dat de autoriteiten daar zoveel mogelijk zullen proberen argumenten te vinden om geen dubbele nationaliteit te erkennen. De Nederlandse Staat dacht een goede reden te hebben gevonden om te verklaren dat Dubnat zijn Nederlanderschap was kwijtgeraakt. De RWN erkent alleen maar in bepaalde uitzonderingsgevallen een dubbele nationaliteit. Deze uitzonderingen zijn gebaseerd op het verdrag van Straatsburg dat door Nederland is geratificeerd (ik ga ervan uit dat Suriname geen partij is bij dit verdrag). Voor de toepassing van de uitzonderingsregel zou nodig zijn dat Dubnat een voldoende band heeft of heeft gehad met het ‘land van die ander nationaliteit’ (Suriname). De Staat (der Nederlanden) wilde liever geen dubbele nationaliteit voor Dubnat en stelde dat met het ‘land van die andere nationaliteit’ een soevereine staat bedoeld wordt. Daar Suriname ten tijde van de geboorte van Dubnat deel was van het Koninkrijk der Nederlanden, kon volgens de Staat (der Nederlanden) door laatstgenoemde geen beroep gedaan worden op de uitzonderingsregel. De Hoge Raad gaf de Staat echter ongelijk en zei dat met het ‘land van die andere nationaliteit’ bedoeld wordt het land bestaand ten tijde van de naturalisatie. Bij de naturalisatie van Dubnat in 2011 was Suriname een onafhankelijke republiek, zodat de uitzonderingsregel door de Hoge Raad wel van toepassing werd verklaard. Resultaat: Dubnat bezit volgens het Nederlandse recht zowel de Surinaamse als de Nederlandse nationaliteit.
Maar wat zegt de Surinaamse wet?
Zoals eerder gezegd is ook het Surinaamse recht tegen de dubbele nationaliteit en wordt anders dan Nederland, niet gehinderd door het verdrag van Straatsburg. Dus Suriname zou kunnen zeggen: “wat Nederland zegt is zijn zaak, maar volgens het Surinaamse recht ben jij, Dubnat, geen Surinamer als vaststaat dat je Nederlander bent”. Dus zou Dubnat op grond van deze opvatting zijn Nederlanderschap moeten prijsgeven. Doet hij dat niet, dan verliest hij zijn Surinaamse nationaliteit.
Mr. M. Peeters, een advocaat uit Amsterdam, die voor het Surinaams Juristenblad (SJB 2015 nummer 2) een commentaar geschreven heeft naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad (welke ik zou willen aanduiden als het ‘Dubnat’-arrest) is echter van mening dat de Surinaamse wet Dubnat een ontsnappingsmogelijkheid geeft om zijn Surinamerschap toch te behouden.
Dit omdat redelijkerwijs van Dubnat niet verwacht kan worden dat hij zijn Nederlanderschap prijsgeeft. De reden hiervoor is dat zulks op grond van de wetgeving van Nederland van rechtswege niet mogelijk is. Het laatste woord hierover ligt echter bij Suriname.
Wie kunnen een beroep doen op het arrest van de Hoge Raad?
In ieder geval personen die geboren zijn in Suriname vóór de onafhankelijkheid (1975) en tijdens hun minderjarigheid gedurende tenminste 5 jaren in Suriname gewoond hebben en een voldoende band hebben met Suriname.
Dubnat heeft de vaststelling van zijn Nederlandse nationaliteit gevraagd toen hij in Nederland woonde. De vraag is echter of in Suriname geboren Nederlanders die in Suriname wonen en vrijwillig kiezen voor de Surinaamse nationaliteit, terwijl zij in Suriname wonen, ook die vaststelling van Nederland kunnen vragen.
Mr. Peeters geeft een mogelijke oplossing voor dit probleem.
Tenslotte stelt zij dat de mogelijkheid bestaat voor topsporters met Surinaamse roots die in Nederland wonen, en de Nederlandse nationaliteit hebben, om toch voor Suriname uit te komen.
Voor de uitleg hierover verwijs ik naar het commentaar van Mr. Peeters in SJB 2015 nummer 2 dat de volgende week uitkomt en op 12 november 2015 met enig ceremonieel als bijzonder nummer zal worden gepresenteerd. Het bijzondere van dit nummer is dat het voorzien is van een index, waarin alle artikelen die de afgelopen 50 jaar verschenen zijn met de namen van de auteurs en trefwoorden, vermeld staan.
Carlo Jadnanansing