De drie verdachten B., O. en P. zijn oplichting, money laundering en deelname aan een criminele organisatie ten laste gelegd. Zij stonden terecht bij rechter Sieglien Wijnhard. Door de officier van justitie is er een straf van 8 jaren, een geldboete van SRD 50.000 subsidiair 2 jaren hechtenisstraf geëist. De advocaten Truideman Frank en Lesley Rogers hebben de drie ten laste gelegde feiten betwist. De advocaten deden een beroep op artikel 325 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij ze aangaven dat er onvoldoende bewijs geleverd was dat erop wees dat de elementen in de delictsomschrijving van oplichting, money laundering en criminele organisatie bewezen geacht worden. Truideman gaf in zijn verdediging aan dat de verdachte en benadeelde elkaar niet eens kenden en voor het bewezen verklaren van de feiten is dit gegeven van essentieel belang. De verdediging betoogde verder dat de aangifte niet als bewijs valt aan te merken. Daarnaast moet er sprake zijn van schuld in de zin van opzet, wederrechtelijkheid en toerekenbaarheid. Van laatstgenoemde is er geen sprake stellen de raadslieden. De verdediging pleit daarom voor vrijspraak van de verdachten. De uitspraak in deze zaak volgt op 3 december 2015.