De Republiek Suriname blijkt een favoriet doelwit voor multinationals, buitenlandse mogendheden en opportunistische buitenlanders. Vanaf 2010 blijkt de overheid bilaterale alsmaar investeringsverdragen te hebben afgesloten met voornamelijk niet Westerse landen in de veronderstelling, zo meer buitenlandse investeringen aan te trekken. Uit onderzoek is echter gebleken dat een dergelijk verdrag nauwelijks tot meer investeringen heeft leidt.
Door zulke investeringsverdragen aan te gaan heeft de regering zich wel onderworpen aan de internationale investeringsregelgeving. Middels deze investeringsverdragen kan de Surinaamse overheid worden aanklaagd wanneer (toekomstige) winsten van buitendlandse investeerders door nieuwe regelgeving in gevaar dreigt te komen. Hiermee tasten ze de soevereiniteit van Suriname aan.
Ondanks het hoofddoel van de toenmalige regering “de ontwikkeling ten behoeve van de vooruitgang van elke burger”, bleek de regering niet bij machte dit duurzaam waar te maken. Versneld stort de economie van Suriname in. De werkeloosheid en inflatie stijgen dramatisch en de economie ervaart een serieuze krimp. Een herstel zal pas plaatsvinden nadat de regering de SRD losgekoppeld aan de USD en gecontroleerd devalueerd, belastingen verhoogd en de controles op kapitaalverkeer versterkt. Deze extra inkomsten zal de regering dan merendeels moeten gebruiken voor de versterking van de produktie sector en sociale programma’s en zeker niet in de consumptieve sfeer.
De maatregelen die de regering dient te nemen om de huidige crisis te bestrijden, zullen naar alle waarschijnlijkheid de recent aangegane bilaterale investeringsverdragen schenden en in de toekomst verwachte bedrijfswinsten van de buitenlandse investeerders in het geding brengen. De kosten en uiteindelijke schadevergoedingen zijn nochthans niet te overzien. Dit is de prijs die het land zal moeten betalen voor het redden van de economie en het ondoordacht aangaan van investeringsverdragen.
Investeringsverdragen bestaan uit wettelijk bindende regels die zich richten op het beschermen van buitenlandse investeringen. Door het ondertekenen van zo’n verdrag dient Suriname de buitenlandse investeerder gelijk te behandelen als nationale en alle andere buitenlandse investeerders die in Suriname opereren. Onteigening van bedrijfsbezittingen mag alleen tegen een marktconforme compensatie plaatsvinden en het stellen van voorwaarden aan de investeringen en kapitaalcontroles zijn ten strengste verboden. Mocht Suriname deze regels schenden, dan hebben bedrijven de mogelijkheid het land direct voor een internationaal tribunaal te kunnen aanklagen zonder steun of soms zelfs zonder medeweten van Suriname.
De roep om internationaal kapitaal door de overheid wordt steeds groter, nu daar wij door sterk consumptief- en corruptief faciliterend beleid van de overheid in een grote schuldencrisis terecht zijn gekomen. Dit noopt de overheid er toe versneld haar model van ongebreidelde imports, bureacratie, subsidies en corruptie faciliterend beleid versneld af te bouwen en terzelfde tijd overwogen en gefaseerd deze om te zetten naar liberalisatie van sectoren (o.a. energiesector) en de duurzame ontwikkeling van de produktie-, landbouw-, veeteelt-, visserij en bosbouwsectorenstrategie, gebaseerd op een nationale ideologie van Suriname als souverein land met een sterk gediversifieerde economie, welke economische schokken makkelijker kan opvangen en welvaart (werkgelegenheid, economische groei, zelfstandige woning) biedt aan haar onderdanen.
Een investeringsverdrag kan bij uitstek het instrument om nieuwe investeringen aan te trekken, mits de ze weloverwogen, kundig en in nationaal belang aangegaan wordt. Echter blijkt uit verschillend onderzoek dat het statistische verband tussen het tekenen van een investeringsverdrag en de volumes van buitenlandse investeringen minimaal is. We kunnen dus stellen dat het aangaan van investeringsverdragen niet per se meer investeringen aantrekken, maar investeringsverdragen bieden buitenlandse investeerders wel verregaande bescherming. De gebruikte definities als ‘eerlijke en gelijke behandeling’ zijn vaag en bieden ruimte tot speculatie voor investeringsjuristen. Waar directe onteigening van bedrijfsbezittingen door nationaliseringen ten tijde van importsubstitutie en communisme nog een reële dreiging was, ziet men nu het invoeren van milieuwetten en verhogen van belastingen als ‘indirecte’ onteigening en dus als voldoende bodem voor het openen van een rechtszaak. Alleen al de dreiging voor zulke rechtszaken, die vaak jaren voortslepen met enorme bijgaande kosten, zet landen er toe hun progressieve wetsvoorstellen te laten varen. Investeringsverdragen tasten dus de soevereiniteit van nationale staten aan doordat ze de democratische bewegingsvrijheid voor het maken van beleid inperken. Het feit dat individuele bedrijven staten kunnen aanklagen en dat staten op hun beurt bedrijven niet kunnen aanklagen voor onverantwoordelijk gedrag, duidt op een eenrichtingsweg ten gunste van het internationaal bedrijfsleven.
We kunnen stellen dat de onderhandelaars namens de Surinaamse Overheid inzake de huidige Suralco/Alcoa MoU niet volledig op de hoogte zijn van de potentiële risico’s die (investerings)verdragen met zich mee brengen. De meeste investeerders brengen hun claim naar het International Centre for the Settlement of Investment Disputes (ICSID), dat onderdeel is van de Wereldbank. Vooral als het gaat om grondstoffen is de inzet hoog.
De NPS staat voor progressieve leiderschap, waarbij de regering haar keuzes sterk baseerd is op sociale agenda’s. De NPS streeft onder andere naar strategische partnerschappen met buitenlandse bedrijven om de natuurlijke rijkdommen duurzaam te exploiteren en strengere eisen omtrent maatschappelijk verantwoord ondernemen met daarin verankerd een maximale Lokale Input. De huidige ecologische-, humanitaire-, economische-, financiële- en maatschappelijke crises kunnen alleen worden opgelost op een hoger niveau van inzicht en de NPS heeft altijd bewezen het inzicht in huis te hebben.
NPS – Werkgoep Planning & Ontwikkeling, JAPIN