Volgens de econoom Steven Debipersad speelt de staatsschuldenkwestie nu enorm in de wereld. Hierbij kan gedacht worden aan Griekenland die een staatschuld heeft die tweemaal zo groot is als de omvang van haar economie. Maar ook in de Caribische regio zien we volgens hem dit verschijnsel. Tijdens de inauguratie van de Anticorruption Society Suriname vorige week ging Debipersad in op de Surinaamse staatsschuld en bracht hij de transparantie van de overheid ten aanzien van haar bestedingen in verband met de democratiebeleving in een land. “Overheden maken schulden en dat is op zich normaal”, meent Debipersad. “Geld is nodig om de infrastructuur en faciliteiten te creëren voor burgers en het land te ontwikkelen om het land op het gewenste niveau te kunnen brengen.” Op dit moment is de staatschuld van Suriname 40% van het bruto binnenlands product (bbp). De staatsschuld anno oktober is al meer dan de 6.9 miljard die het in augustus was en ligt al boven de 7 miljard. Dit cijfer zal mogelijk in november kenbaar worden gemaakt door het Bureau Staatschuld.” De reden waarom het alweer omhoog ging, ligt volgens de econoom in het feit dat er sprake is geweest van geldschepping door de Centrale Bank van Suriname (CBvS). Omdat de CBvS de staat geld heeft voorgeschoten, is vooral de buitenlandse schuld toegenomen. “Suriname had in 2007 nog een van de laagste staatsschulden in de regio, minder dan Trinidad. In 2015 is de schuld bijna even groot als van Guyana, die kort geleden nog behoorde tot één van de landen met een enorme staatsschuld. Gelukkig is de staatsschuld van Suriname met haar 40% nog niet alarmerend, aangezien de maximaal toegestane totale staatsschuld volgens de internationale norm 60% van het bbp is.”
Staatschuld blijft stijgen
In Suriname houdt het Bureau voor de Staatsschuld (SDMO) zich bezig met de monitoring en omvang van de staatsschuld. Er wordt gebruik gemaakt van de IMF-definitie, welke inhoudt dat alles dat de staat leent, de rente daarop en alle bijkomende afspraken de staatsschuld vormen van een land. Onze staatsschuld wordt volgens de Wet op de Staatsschuld gesplitst in 2 delen. Het binnenlands deel is dat wat de staat leent bij de Centrale Bank, het algemeen bankwezen en particulieren in onze samenleving (ingezetenen). Het buitenlands deel is wat de staat leent bij niet-ingezetenen. De Wet op de Staatschuld praat niet over nominale getallen maar over ratio’s. De schuld die de staat mag maken voor wat het binnenlands deel betreft, is 25% van de omvang van de economie. Voor het buitenlands deel mag de schuld 35% van de omvang van de economie bedragen. Op geen enkel moment mag de staat dus meer dan 60% van de omvang van haar bbp lenen. De staatsschuld in Suriname gemeten vanaf 2000 tot 2015 toont in een grafiek een constant stijgende lijn voornamelijk voor de buitenlandse schuld. Debipersad stelde dat bij het bekijken van grafieken of staafdiagrammen weliswaar rekening moet worden gehouden met wetgevingswijzigingen en hun weerslag op de cijfers in een bepaald jaar. In 2000 had Suriname een schuld van 60% van het BBP. Debipersad gaf aan dat soms zaken relatief bekeken moeten worden. “Als een economie heel zwak (arm) is, kan ook een klein lijkende schuld een heel groot percentage van de economie uitmaken. In de jaren hierna heeft men er hard aan gewerkt om de schuld omlaag te brengen.”
Democratie is rekenschap vragen over bestedingen overheid
“Als er schulden gemaakt worden, mogen burgers vragen wat er met het geld gebeurd is. Dat is een democratisch recht van de burger, die stakeholders zijn van het land. Het is voor hen zeker relevant om te weten hoeveel geld de staat uitgeeft. Het SDMO laat wel zien wat de getallen zijn. In de begrotingen kom je elk jaar tegen dat er steeds meer begroot wordt voor salarissen, dus kapitaaluitgaven. Jammer genoeg wordt niet verteld waarvoor het geld precies gebruikt is en hoeveel hiervan gerealiseerd is”, zei Debipersad, die ook verwees naar andere landen waar de hoogte van de staatschuld continu gevolgd wordt door de burgers. Er wordt volgens hem in Suriname gewoon aangegeven door de regering dat het geld op is, maar dat kan je volgens hem ook zien aan de statistieken. Hij is van mening dat men zaken niet kan laten als men praat over democratie. Er moet naar zijn mening transparantie van instituten zijn. “Democratie leeft via ons, omdat wij als samenleving de stakeholders zijn van Suriname. De mensen die regeren, doen dit namens ons want wij zetten hen daar. Elke keer als ze meer geld van ons nodig hebben, dat wij moeten ophoesten, mogen wij rekenschap vragen.” Het gaat er volgens hem in deze om good governance, transparantie en rekenschap. “Alleen dan kom je tot duurzame ontwikkeling. In feite is ontwikkeling pas duurzaam als burgers kunnen aangeven welke kant zij op willen gaan met de ontwikkeling. De regering moet dit namens ons doen, anders is het gewoon de ontwikkeling van iemand. De democratie leeft vanwege ons”, aldus Debipersad. Als wij ons terugtrekken en het overlaten aan toevallige politici of parlementariërs om rekenschap te vragen, komen we er volgens hem niet.