Twee zeer opmerkelijke zaken zijn zich aan het voltrekken aan het publieke domein en het is goed om daar even bij stil te staan. Open enkele ministeries zijn ontwikkelingen gaande die te maken hebben met een aanpak van de welig tierende corruptie in de publieke sector, waarbij wij inbegrijpen de aan de overheid gelieerde stichtingen, raden, commissies, sui generis instituten, autoriteiten, landsbedrijven en parastatale ondernemingen. Hier en daar worden maatregelen genomen om de zuiverheid weer erin te brengen en de organisaties te bevrijden van het verlammende kwaad. Dat betekent dat spannende en spectaculaire op waarheid berustende verhalen naar buiten komen, en die hebben toch wel enige aandacht van het publiek. Het is een positieve zaak dat corrupte zaken worden aangepakt en het is ook goed dat de ministers de samenleving deelgenoot maken van de veranderde aanpak en het no-nonsense beleid. Maar hoe volwassener de democratie wordt, zoals de onze, hoe kritischer de burger zal worden. De ministers zijn amper 2-3 maanden op hun post en de vraag rijst wanneer de ministers ook toe zullen komen aan het echte werk. Het echte werk heeft te maken met de bijzondere taken die zijn vastgelegd in de wettelijke regelingen voor de ministers en de ministeries. Uiteindelijk zijn ministers daarvoor in functie. De corruptie is in de publieke sector getolereerd, dat is decennialang zo geweest. Er moeten zodanige systemen worden geïntroduceerd in de publieke sector dat het heel moeilijk en zelfs onmogelijk wordt om te sjoemelen. Instituten als de Clad moeten qua capaciteit (kwantitatief/kwalitatief) worden versterkt en omkleed worden met meer gezag en armslag. Ook de kwalificatievereisten voor de afdelingen Interne Controle moeten opgeschroefd dan wel gehandhaafd worden. Er studeren economen af aan onze universiteit en die moeten op de verschillende ministeries te werk gesteld worden op deze afdelingen, zodat ze de Staat behoeden van verkwanseling van middelen. Wanneer we kijken naar het recente geval van SBB dan rijst de vraag hoe zulke zichtbare verkwanseling zo kon plaatsvinden voor de ogen van iedereen. De vraag rijst wat de rol is van het heel belangrijke instituut van de klokkenluider, of zijn burgers bang om zelf slachtoffer te worden? Dat lijkt wel zo, omdat er een heel vijandige houding is vanuit de Staat tegenover klokkenluiders. Die worden uitgedaagd om niet alleen te kletsen, maar met bewijzen te komen en harde bewijzen ook. En … jijzelf moet geen boter op je hoofd hebben, je moet een heilige zijn om de klok te luiden. Door die vijandige houding houden zaken lang aan. Dus de ministers moeten systemen inbouwen, die corruptie minimaliseren en uitsluiten en op den duur wel beginnen met het maken en uitvoeren van beleid. Wat de afgelopen dagen ook is opgevallen, is dat de veeteelt landelijk drastisch is afgenomen. Nu bekend of vastgesteld is dat het is afgenomen, moet ook bekend zijn of mensen die afgezwaaid zijn wel eens weer bezig zouden willen zijn. Indien ja, dan heeft het wel zin om na te gaan waarom men deze economische bezigheid heeft verlaten in groten getale. In veel (voormalige) agrarische gebieden zijn gronden eerst uitgegeven in huur en erfpacht en later in grondhuur vanaf de intro van de L-Decreten. Voor lange tijd was de agrarische bezigheid voornamelijk het telen van gewassen. Hele gecombineerde gezinnen, zelfs hele buurten werden daarvoor gemobiliseerd. De kentering kwam in de tweede helft van de jaren ’80. Een gemakkelijke optie voor veel landbouwers die het land niet meer wilden bebouwen, was om over te stappen op veeteelt of de veeteeltsectie alleen te behouden of uit te breiden. De gronden bleven zo hun agrarische bestemming behouden, met relatief minder investeringen en bedrijfsrisico. De laatste decennia zien we dat er praktisch bestemmingswijzigingen zijn opgetreden. Bij de burgerij heeft het belang van de volkshuisvesting zwaarder gewogen dan dat van de agrarische productie. Zelfs de veel gemakkelijker geachte veeteelt is drastisch afgenomen en dat komt bijna neer op een demonstratieve afwijzing van het agrariër zijn op zich. Dat is een enorme verschuiving en de volgende stap zal zijn dat de bevolkingslandbouw breed zal verdwijnen en alleen bedrijven nog of steeds meer bezig zullen zijn. De samenleving wordt steeds van een productie- een consumptiemaatschappij. De teruggang van de volksveeteelt is ernstig en kan best wel als een dieptepunt worden aangemerkt. Het is bewijs van de overheidsafhankelijkheid, falend landbouwbeleid en gebrek aan zelfvertrouwen en eigen initiatief. Maar de vraag rijst ook hoe zinvol het is om het slachten van vee (lees: veeteelt) in handen te zetten van ministers die geloven in heiligheid van dieren en zelf vegetariër zijn. Er is hoger kader op LVV, die laat blijken dat de levenswijze van sommige ministers (geweldloosheid, vegetariër zijn, heiligheid van de koe en dieren in het algemeen) een sta-in-de-weg is geweest om te komen tot vleesproductie.