Op 26 september 2015 werd te Den Haag in Nederland the International Indian Diaspora conference, Rising Soft Power of India & The Role of Indian Diaspora gehouden. Op deze conferentie werd door Carlo Jadnanansing de onderstaande paper gepresenteerd.
Zoals bekend, vond de immigratie van de hindostanen naar Suriname plaats van 1873 tot 1917. De eerste immigranten kwamen in Suriname aan met het zeilschip de Lalla Rookh op 4 juni 1873. In totaal zijn in die periode ongeveer 34.000 personen uit India naar Suriname gekomen. Thans wonen er ongeveer 150.000 personen van hindostaanse afkomst in Suriname (ongeveer 28% van de Surinaamse bevolking). In deze presentatie zal de term Sarnámi in twee betekenissen worden gebruikt. De eerste is ter aanduiding van de in Suriname geboren nazaten van de Brits-Indische immigranten, en de tweede is de aanduiding van de in Suriname ontstane variant van het Hindi. Vermeldenswaard is dat in het bijzonder in de periode rondom het onafhankelijk worden van Suriname grote groepen Sarnámi’s naar Nederland zijn vertrokken, waardoor er meer personen van surinaams-hindostaanse afkomst in Nederland wonen dan in Suriname. De meeste immigranten kwamen uit het noord-oosten van India en wel voornamelijk uit Bihár en Uttar Pradesh. Suriname was in die tijd een kolonie van het Koninkrijk der Nederlanden. In die periode was het beleid van Nederland er niet op gericht om de immigranten hun taal en cultuur te ontnemen, maar integendeel werden zij in de gelegenheid gesteld hun cultuur-uitingen te blijven beoefenen. Er waren destijds zelfs scholen die onderwijs gaven in de taal van de immigranten. Het lijkt erop dat de cultuurpolitiek van de Nederlanders afweek van die van de Engelsen. Laatstgenoemden propageerden het gebruik van de Engelse taal sterk, hetgeen ten koste ging van de door de immigranten gesproken talen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de door de hindostaanse immigranten uit India meegenomen talen in het Caraibisch gebied verloren gingen. Dit met uitzondering van Suriname, waar zich een interessante ontwikkeling heeft voorgedaan, waarbij met het Bhojpuri en Avadhi als basis, een nieuwe aan het Hindi verwante taal ontstond die bekend werd als het Sarnámi-Hindustani of kortweg Sarnámi genoemd. Deze term is afkomstig van de grote Sarnámi wetenschapper Jnan Adhin. Deze laatste is van mening dat Sarnámi als een eigen Surinaamse taal beschouwd moet worden, ook al is deze verwant aan het Hindi. Grammaticaal bestaan er grote verschillen tussen het Hindi en het Sarnámi. De immigranten hebben hiermee een bijdrage geleverd aan het ontstaan van een nieuwe loot aan de hindi-taalfamilie, een mooi staaltje van Indiase soft power in het Caribische gebied.
In Suriname zelf werden ook de overige cultuuruitingen zoals godsdienst, muziek (baithak-gána), toneel (nátak), verschillende dansstijlen en culinaire tradities die uit India afkomstig waren behouden. Uiteraard hebben deze cultuuruitingen zich ook aangepast aan de samenleving, waardoor er verschillen zijn ontstaan met de originele Indiase cultuuruitingen. Dit moet echter niet als een verarming, maar juist een verrijking worden beschouwd. Op economisch gebied hebben de Sarnámi’s bijzondere prestaties geleverd en met recht kan gezegd worden dat zij in dit opzicht een fundamentele bijdrage geleverd hebben aan de welvaart van hun nieuwe vaderland. Maar ook in de intellectuele beroepen en bij de overheid zijn de Sarnámi’s goed vertegenwoordigd. Zonder volledigheid na te streven vermeld ik dat twee Sarnámi’s de functie van President van de Republiek Suriname vervuld hebben en twee zijn voorzitter van het Surinaamse Parlement geweest, onder wie één van het vrouwelijke geslacht. Thans is een Sarnámi de vice-president van de Republiek Suriname, maar voor hem hebben ook andere Sarnámi’s deze functie vervuld.
De basis voor de integratie van de Sarnámi’s in de Surinaamse samenleving was het principe van eenheid in verscheidenheid (ánekta men ektá). Dit principe is reeds bekend uit de Rig-Veda, maar is in Suriname geïntroduceerd door de eerder ge-noemde grote Sárnami geleerde Jnan Adhin. De grondgedachte is dat alle in Suriname levende bevolkingsgroepen hun eigen cultuuruitingen mogen behouden, maar daarbij tevens respect moeten betonen aan de andersoortige cultuuruitingen van de overige etnische groepen, waardoor er een harmonische samenleving ontstaat.
Adhin drukt dit als volgt uit:
Verscheidenheid mits geschraagd door een diepere eenheid, is het symbool van levendigheid en vitaliteit, eenvormigheid is het symbool van verveling en doodsheid. Deze visie heeft hij in 1957 uitgewerkt in een beroemd geworden essay getiteld: “Eenheid in verscheidenheid”.
De gedachte van eenheid in verscheidenheid werd aanvankelijk sterk bekritiseerd voornamelijk door creoolse nationalisten, die deze cultuurvisie als een blokkade voor natievorming zagen. Bijna 40 jaar nadat Adhin zijn essay had gepubliceerd verscheen het Unesco rapport “Our creative diversity” (1995). De gedachtegang in dit rapport vertoont frappante overeenkomsten met de visie van Adhin.
De anektá men ektá-visie is mijns inziens zelfs de basis geweest voor de zogenoemde verbroederingspolitiek, die met groot succes geïntroduceerd werd in Suriname door de legendarische leider van de politieke partij de VHP, Jagernath Lachmon, ondersteund door de eveneens legendarische Creoolse leider Jopie Pengel van de politieke partij NPS.
Het is opvallend dat in Suriname nooit sprake is geweest van een gewelddadige strijd tussen de verschillende etnische groeperingen. In vele delen van de wereld waar nazaten van Indiase immigranten wonen is dat geheel anders (Guyana, Fiji, Uganda etc). Daarom kan met recht gesteld worden dat de eenheid in verscheidenheid-gedachte met de daaraan verwante verbroederingspolitiek, succesvol genoemd kan worden en wellicht zelf als een voorbeeld voor de wereld kan dienen.
Ik eindig mijn betoog met op te merken dat indien soft power betekent het verspreiden en uitdragen van religieuze en culturele uitingen aan anderen, zonder uitoefening van enige dwang, Bhárat Mátá (moeder India) daarin geslaagd is voor wat betreft Suriname. Niet alleen religieuze en culturele waarden, normen en overtuigingen afkomstig uit India zijn deel geworden van de Surinaamse samenleving, maar ook op culinair gebied is een Indiase stempel gedrukt. Alle Surinamers eten roti met masálá kip of doks en zijn bekend met het gerecht dál bhát!