‘De regering van Suriname moet de uitspraak van het staatshoofd van Guyana terstond en resoluut weerspreken. Het is absoluut geen gebruik dat op deze wijze wordt omgegaan met een stukje territoir.’ Dit zegt de gewezen ambassadeur van Suriname in Brazilië, Sonny Hira, aan Dagblad Suriname naar aanleiding van de uitspraken van de Guyanese president, David Granger, in reactie op hetgeen president Desi Bouterse aanhaalde tijdens zijn jaarrede 2015-2016 over de kwestie Tigri. ‘President Bouterse heeft groot gelijk. Hij heeft dit geladen onderwerp tussen Suriname en Guyana op een aanvaardbare wijze ter sprake gebracht. Ik vind dat de Guyanese president ongebruikelijk fel heeft gehandeld ten aanzien van het Tigri-gebied, want het is hoe dan ook een onderwerp waarover nog geen oplossing bestaat.’ Dat de Guyanese president zich op het standpunt stelt dat dit al geregeld is, is volgens Hira onjuist. De gewezen diplomaat stelt dat in feite de hele westgrens van Suriname en Guyana nog een vraagstuk is. ‘De uitspraak van Granger alsof de Corantijnrivier niet geheel aan Suriname toebehoort, is ook onjuist. Er zijn voldoende aanwijzingen in de historie daartoe.’
De fout van Schomboer
Er zou volgens Hira geen discussie over de Corantijnrivier moeten zijn, omdat bij traktaat is aangegeven dat de Corantijnrivier aan Suriname toebehoort. De Boven-Corantijn wordt niet erkend wordt door Guyana. De Corantijn splitst zich in het zuiden in tweeën, namelijk in de Coeroenierivier en de Boven-Corantijn. Guyana noemt de Boven-Corantijn de Nieuwe Rivier (New River). De watercapaciteit van de Boven-Corantijn is aanzienlijk groter dan die van de Coeroenierivier. Op basis daarvan wordt in de geografie aangenomen dat dit de hoofdrivier en dus de grensrivier is. De onderzoeker Robert Schomboer, betrokken bij het samenstellen van de kaart voor Suriname, wist niet af van het bestaan van de Boven-Corantijn en heeft toen de Coeroenie gezien als voortzetting van de Corantijn en is aldus ervan uitgegaan dat dit de grensrivier is. Later heeft de onderzoeker Barrington Brown, de Boven-Corantijn, de zogenaamde Nieuwe Rivier, ontdekt. Deze rivier was hiervoor dus niet bekend. Terugkomend op het gebied, de zuidelijke driehoek Tigri, stelt Hira dat het door eerdergenoemde grove onjuistheid van de onderzoeker Schomboer geweest is dat eerst Engeland en later Guyana een claim hebben gelegd op dit gebied. Aangezien er nooit een finale uitspraak geweest is, zou door middel van arbitrage een oplossing gebracht moeten worden in dit dispuut. ‘Het is onjuist van Guyana om nu te stellen dat dit gebied van hem is.’
Heeft Suriname geprotesteerd?
Er moet voorts onderzocht worden als Suriname gedurende de afgelopen 30 jaar genoeg geprotesteerd heeft bij de VN, om de acties van Guyana ter sprake te kunnen brengen. ‘Als dat niet het geval is en Guyana kan aantonen dat zij al die tijd beheer had over dit gebied en ook beheersdaden heeft uitgevoerd, kan dit in het voordeel van Guyana gaan werken’, legt Hira uit. Dit moet volgens hem daarom nauwkeurig onderzocht worden. ‘Als Staat zullen wij zeker acties moeten ondernemen om een oplossing te brengen. Dit kan bilateraal, maar die kans is klein. Beide landen gaan namelijk op hun standpunt willen staan, maar het is niet uitgesloten. Aannemelijker is dat men naar een aanvaardbare instantie gaat, meestal de instituten van de VN, om deze kwestie uit te vechten.’ Met geweld het gebied inlijven, is volgens de diplomaat de slechtste vorm van gebiedsuitbreiding, omdat het probleem dan zal blijven bestaan. Volgens Hira zitten we nu niet alleen in Suriname met de overblijfselen van de koloniale periode, waarbij de moederlanden van destijds niet de moeite hebben genomen om bij het moment van overgang naar onafhankelijkheid, de grenzen op een juiste wijze vast te leggen.
Nederland ter verantwoording roepen
Suriname moet er ook aan denken om Nederland verantwoording te laten afleggen over de ontstane grenskwestie tussen Suriname en Guyana, meent Hira. ‘Dit, omdat Nederland bij de onafhankelijkheid in november 1975, de plicht had als voormalig moederland om Suriname met de juiste grenzen over te dragen aan het volk van Suriname als onafhankelijk land.’ Als blijkt dat later problemen zijn ontstaan met buurlanden ten aanzien van die grenzen, moet Nederland volgens hem kunnen aangeven welke grenzen zijn overgedragen. Suriname kan zich volgens Hira beroepen op deze verantwoording van de zijde van Nederland, omdat het voormalige moederland uit het oogpunt van goed fatsoen en respect voor het internationaal recht destijds de plicht had exact aan te geven wat de grenzen waren van Suriname. Als er later problemen zouden ontstaan, had Nederland ook moeten stellen dat hij die met het voormalige moederland van Guyana zou oplossen.