De ministers die zijn aangetreden, doen allemaal hun best om indruk te maken. Daarbij bestaat het risico dat men verkeerde accenten legt. Ministers willen graag overkomen als bewindslieden die sterker zijn dan hun voorganger. Maar wat doe je wanneer je een bevolking hebt die voor een groot deel uit drop-outs bestaat? Hoe maak je dan indruk? Men gaat vanwege het bovenstaande gegeven van de Surinaamse scholing vaak over tot een letterlijke interpretatie van sterk: men pakt dan de bezem om te zwaaien over het ministerie. Men laat koppen rollen. Schoon schip maken op een ministerie geeft een zekere garantie wat betreft de competenties en de integriteit met name van de werkarmen. Maar een sterke minister wordt men nog niet als men een aantal koppen laat rollen. We nemen bijvoorbeeld het onderwijsministerie. Net zoals elk ander ministerie is het niet uitgesloten dat ook hier op enkele plekken de verkeerde mannen/vrouwen op de verkeerde plekken zitten. Maar het onderwijsministerie zit met nog immense problemen, die veel groter zijn dan de paar koppen die de minister heeft laten rollen. Onlangs is een mannelijk directielid de wacht aangezegd, omdat hij seksuele gunsten heeft zitten vragen aan vrouwelijke ‘onderdanen’ als tegenprestatie voor bevorderingen etc.. Dat is een zeer kwalijke zaak en het gaat dan om de klassieke gevallen van seksueel molest op de werkplek. De vraag rijst uiteraard waarom de mondige onderwijzeressen al die tijd hun mond hebben gehouden en nu pas massaal met hun klachten komen. De huidige minister was eerder de directeur op het onderwijsministerie. De directeur is doorgaans meer op het veld en direct in contact met de uitvoerders dan de minister zelf. Waarom heeft hij als directeur deze klachten niet ontvangen? Is er geen interne commissie binnen het ministerie geweest om klachten ten aanzien van seksueel molest te ontvangen? Er wordt aangegeven dat een aantal gelijkluidende klachten de minister hebben bereikt. We gaan ervan uit dat de klaagsters ook met bewijs zijn komen aandragen. De huidige minister heeft het over sms’jes die boekdelen spreken. De minister leek eventjes ook op de populistische toer te gaan toen hij zei dat hij niet bang is als de betreffende persoon die buiten functie is gesteld, zijn ‘politieke kanalen’ zal gebruiken tegen de minister. Is deze bedreiging door de persoon zelf geuit tegen de minister? Of is de minister gewoon zogenaamd door derden gewaarschuwd dat hij moet oppassen voor een politieke tegenaanval van betrokkene? In het laatste geval is het niet gepast dat de minister zich stoer opstelt door de zaak aan de orde te brengen. De minister heeft naar het schijnt een terechte maatregel getroffen en heeft kennelijk ook de procedures die zijn neergelegd in de wettelijke bepalingen – bijvoorbeeld ter zake verweer – ook in acht genomen. De zaak is echter niet van dien aard dat de minister het kan of zou kunnen gebruiken om een imago te vestigen op het ministerie als de eindeverantwoordelijke. Het zware werk moet nu pas beginnen. Het gaat om de kwaliteit van het onderwijs dat over de gehele linie op een zodanig niveau moet worden gebracht dat onze diploma’s herkenbaar zijn en aansluiten op de regio en de rest van de wereld. Er wordt al slecht gepresteerd op onze scholen en naarmate we hoger gaan, wordt het aantal mannen kleiner. Wetenschappelijk onderzoek dat al gedaan is over ons onderwijs moet de minister ter harte nemen en toepassen. Zo is door doctor Biekman zelf uit de doeken gedaan dat uit haar promotieonderzoek in een bepaald deel van Suriname/Zuid-Paramaribo is gebleken dat de feminisering die is opgetreden in ons onderwijs mede oorzaak is van de hoge demotivatie en uitval van jongens uit het onderwijsproces. Een aanbeveling die uit deze bevinding voortvloeide, is dat meer mannelijke onderwijzers op het lager niveau moet worden bewerkstelligd. Een gegeven is dat het onderwijzerskorps van Suriname verder is gaan feminiseren, vervrouwelijken. De bevinding van de wetenschapper en haar aanbeveling zijn helemaal niet gek. Er is een taak voor de nieuwe minister om meer genderbalans te brengen op zijn ministerie, het ministerie moet genderevenwicht uitstralen, ook in het onderwijzerskorps. Maar we zien dat de minister een dreamteam samenstelt dat alleen maar uit vrouwen bestaat en de minister is daar ook nog heel content over. Op een ministerie, dat meer moet gaan appelleren aan de mannen, is het geen goed signaal dat de top alleen uit vrouwen bestaat. De minister is een man, maar als hij als bewindsman in zijn optreden meer uiting geeft aan vrouwelijke ‘waarden’ dan is de zaak desastreus. De minister moet een heel zwaar ministerie draaien en moet daarom ook een groot budget beheren. De complexiteit van het ministerie ligt hem niet in de omvang van het personeel, maar de kwalitatieve kant van de taak. Suriname moet trachten een kenniseconomie te worden, zodat ons concurrentievermogen en productiviteit op een gegeven moment omhoog gaan. Daarbij speelt onderwijs een belangrijk rol. Onze instituten moeten bereikbaar blijven, aansluiten op de arbeidsmarkt en de toets van accreditatie kunnen doorstaan. De Surinaamse toekomst hangt af van de output die komt van het onderwijsministerie. We hopen dat de minister ook een andere dimensie weet te geven aan zijn drive. Gelukkig heeft hij daarvoor nog een aantal jaren.