Het begrip allodiale eigendom en erfelijk bezit (bij afkorting allodiale eigendom) is een recht dat in ons land is ontstaan in de koloniale periode vóór 1869. In 1869 werd in Suriname een Burgerlijk Wetboek ingevoerd naar Nederlands voorbeeld. In dit wetboek komt het begrip “allodiale eigendom” niet voor.
Dit is een indicatie waaruit blijkt dat de toenmalige wetgever van mening was dat allodiale eigendom, dat weliswaar in 1869 niet werd afgeschaft, uiteindelijk moest worden veranderd in volle eigendom, zoals in ons Burgerlijk Wetboek is omschreven (art 625 B.W). Opeenvolgende wetgevers hebben echter verzuimd allodiale eigendom gelijk te stellen aan B.W.-Eigendom. Het is zelfs zo dat tot 1936 de overheid nog gronden in allodiale eigendom heeft uitgegeven, terwijl er vrijwel geen gronden in B.W- Eigendom zijn uitgegeven. De meeste mensen in ons land die denken dat ze volle eigendom hebben, hebben formeel gezien slechts allodiale eigendom, daar de meeste plantages die later verkaveld werden oorspronkelijk uitgegeven waren in allodiale eigendom en erfelijk bezit.
Wat is er na 1869 gebeurd met allodiale eigendom?
Vele niet meer renderende plantages (bijv. Ma Retraite, Tourtonne en Geyersvlijt) werden verkaveld om te dienen als woonerven. Als de kavels werden overgedragen lieten de toenmalige notarissen het begrip allodiale eigendom weg en veranderden dit in volle en vrije eigendom of sommigen spraken zonder de toevoeging volle en vrije eigendom van: het perceelland, groot … etc, waarmee volle eigendom werd bedoeld.
De hypotheekbewaarder zijnde een overheidsfunctionaris, die juridisch namens de Staat handelt, heeft nimmer bezwaar gemaakt tegen de conversie (omzetting) van allodiale eigendom in volle eigendom.
Het is daarom vol te houden dat de Staat haar recht om een beroep te doen op allodiale eigendom heeft verwerkt (verspeeld). Enkele juristen zijn van mening dat de notarissen
met de verandering van allodiale eigendom in volle en vrije eigendom buiten hun boekje zijn gegaan, een enkeling heeft zelf gepleit voor vervolging van de notarissen wegens valsheid in geschrifte!
In ieder geval beschouwen alle eigenaren van woonpercelen in en rond Paramaribo zich al decennia lang als volledige eigenaren en ook niemand legt ze een strobreed in de weg. Bij plantages buiten Paramaribo (bijv. Commewijne, Para, Coronie en Nickerie) komt men in de registers op het hypotheekkantoor nog de term allodiale eigendom en erfelijk bezit tegen. Het notariaat en de meeste rechtsgeleerde auteurs zijn van mening dat allodiale eigendom volledige eigendom is en dus gelijk gesteld moet worden aan B.W.- Eigendom. Het argument hiervoor is dat allodiale eigendom destijds onder voorwaarden was uitgegeven bijv. het leveren van slaven voor de strijd tegen de marrons, het aanleggen van een communicatieweg en het betalen van akkergelden. Deze voorwaarden kunnen in de moderne tijd niet meer worden nageleefd of in het geval van akkergeld is het zo dat dat reeds meer dan een eeuw niet meer wordt geïnd door de overheid. Bovendien golden de verplichtingen alleen voor de eerste verkrijger. Als deze het recht van allodiale eigendom doorverkocht, was de nieuwe eigenaar niet meer gebonden aan de voorwaarden die de overheid had opgelegd.
Voorts moeten de voorwaarden, zo die zijn opgelegd, bewezen worden. Dit kan alleen middels een zogenaamde grondbrief uitgegeven door de Staat bij het verkrijgen van het recht van allodiale eigendom.
In de praktijk kan men de grondbrieven veelal niet meer overleggen, daar ze verloren zijn gegaan. Het resultaat is dat dan uitgegaan moet worden van volle eigendom. Een enkele jurist is van mening dat voor de overdracht van het recht van allodiale eigendom toestemming van de Staat nodig is. Deze voorwaarde ben ik in geen enkel grondbrief tegengekomen en is ook nooit geëist door de hypotheekbewaarder of een ander overheidsorgaan. In de zaak Tempoca heeft de Kantonrechter uitdrukkelijk beslist dat de toestemming tot overdracht niet nodig was.
De enige voorwaarde die in bepaalde rechtszaken door de rechter is geaccepteerd in deze tijd is het naderingsrecht dat neerkomt op een eenvoudige wijze van onteigening. Volgens sommigen rechtsgeleerden is dit recht in strijd met de Grondwet, die zegt dat onteigening alleen bij wet kan geschieden. De rechter zou in deze opvatting dus het recht van nadering buiten toepassing moeten laten.
In ieder geval moet ook het naderingsrecht middels een grondbrief worden aangetoond.
In feite heeft onze wetgeving (impliciet) het recht van allodiale eigendom gelijk gesteld aan B.W.-Eigendom. Dit omdat artikel 11 Decreet Beginselen Grondbeleid zegt dat in principe het burgerlijk wetboek op dit recht van toepassing is, voor zoverre het niet in strijd is met het eigen karakter van het recht van allodiale eigendom.
Mijn conclusie is dat het eigen karakter, wat dat ook moge zijn, geheel in overeenstemming is met het karakter van B.W.-Eigendom, namelijk het meest volstrekte recht op een onroerend goed.
Toch zou het beter zijn als onze wetgever middels een simpele wetswijziging allodiale eigendom uitdrukkelijk zou gelijkstellen aan B.W.-Eigendom.
Carlo R. Jadnanansing