De zaak van het massaontslag bij Fernandes-bakkerij in 2006 ligt bij velen nog vers in het geheugen. Er was een wijdverbreid gevoel van ontevredenheid bij de bevolking en de werker over de wijze waarop ontslag op staande voet was gegeven en ontslag door de rechter werd gesanctioneerd. Er was veel kritiek en onbegrip bij de burgerij en ook bij de vakbeweging over het vonnis in kort geding dat door de rechter was uitgesproken. Vaders en moeders die toen tegen het vonnis in hun nadeel in beroep gingen, zagen hun kleine kinderen in de tussentijd een tiener worden. De rechter gaf ook het interveniërende ministerie van ATM ongelijk, omdat zij toen via haar Arbeidsinspectie conform de wet bezwaar had aangetekend. De rechter had formele bezwaren tegen dat besluit. Na 9 jaar krijgen de werkers gelijk, bij een andere rechter. Wat speelde in 2014? Rondom 13 juli 2006 was er een issue bij de Fernandes-werknemers met betrekking tot uitbetaling van een lumpsum. Het wegblijven van het werk op een dag waarop over deze zaak was vergaderd in de morgenuren, leidde tot ontslag op staande voet. De reden:
het niet hervatten van de werkzaamheden ondanks aanmaningen van de werkgever (na een vergadering). Van het ontslag werd melding gedaan bij de arbeidsinspectie. Niet hij maar de directeur van het arbeidsministerie had op 28 juli 2006 bezwaar tegen 81 ontslagen, omdat de vereiste ontslagmelding niet was geschied binnen de wettelijk voorgeschreven 4 dagen. Tegen een additioneel 82ste ontslag was ook bezwaar, omdat een collectieve actie geen dringende ontslagreden kan zijn tenzij deze door de rechter ongeoorloofd is verklaard. Fernandes daagde de Staat Suriname en een zestal werknemers voor de rechter. Fernandes eiste schorsing van de beschikkingen van het arbeidsministerie en verbod aan de betrokken werknemers om het bedrijfsterrein te betreden en/of verstorende handelingen te plegen. Wat oordeelde de rechter? De rechter constateerde dat de bond FWO op 13 juli 2006 toestemming kreeg van de werkgever om met de werknemers te vergaderen van 07.00 uur tot 07.30 uur. De Fernandes Ice-Cream-werknemers gingen om 08.30 uur terug aan het werk. Het Bakkerij-personeel wilde de werkzaamheden niet hervatten, totdat door de werkgever de toezegging zou zijn gedaan om een lumpsum ineens te betalen. Om 11.00 uur werd aan de Bakkerij-werknemers medegedeeld dat de hoogte van het eerste deel van de lumpsum verhoogd was en dat zij onmiddellijk het werk moesten hervatten, hetgeen geweigerd werd. Om 11.30 uur en om 12.45 werd het verzoek tot werkhervatting herhaald. Een deel van de Bakkerij-werknemers ging toen terug naar het werk. De rest (ca. 84 werknemers) verliet zonder aan de aanmaning gevolg te geven om 15.00 uur het bedrijfsterrein. De rechter oordeelde dat de vergadering om 08.30 uur was afgelopen en niet verschillende keren was geschorst. Hierna was ontslag aangezegd. De rechter was voorlopig van oordeel dat de ontslagreden gegrond en deugdelijk was. Ontslag op staande voet moet direct aan de betrokken werknemer(s) worden medegedeeld volgens het ontslagrecht. De betrokken werknemers beweerden in 2006 dat de ontslagaanzegging van 13 juli 2006 hen niet op 13 juli 2006 had bereikt, dus niet direct. De rechter vond dat zulks op 14 juli 2006 wel was gebeurd en onder de gegeven omstandigheden (verhuizing, niet thuis aanwezig zijn en weigering te ontvangen) niet gesteld kon worden dat het ontslag niet onverwijld was medegedeeld.
Belangrijk in 2006 was ook dat de rechter had beslist dat de arbeidsminister geen schriftelijk mandaat had gegeven aan de departementsdirecteur om besluiten te nemen over ontslag. De rechter concludeerde dat de arbeidsinspectie niet bevoegd was om namens de minister bezwaarbesluiten te nemen tegen ontslagen en waren ook die van 2006 onbevoegd genomen. De rechter heeft nu geoordeeld dat de ontslagen gegeven in 2006 toch nietig zijn. De werknemers zijn dus nog steeds in dienst van Fernandes. De rechter overweegt dat een vakbondsactie geen reden oplevert voor ontslag wegens dringende reden. De rechter vindt het nu wel gepast dat de departementsdirecteur een besluit namens de minister neemt (al is daar geen uitdrukkelijk mandaat voor gegeven). Fernandes moet aan elk der eisers hun restant loon betalen, met erbij de lumpsum en bijbehorende emolumenten. Het recht op salaris blijft bestaan totdat de arbeidsovereenkomst op rechtmatige wijze wordt beëindigd. Uit opmerkingen van de bond blijkt dat in 2006 recht werd gesproken om enkele individuele personen naar de zin te maken. Dat is een zware beschuldiging aan het adres van de rechterlijke macht. Mogen rechtszaken van werknemers 9 jaar duren? Wat gebeurt in de tussentijd? Hoe kan een rechter een (voorlopig) besluit nemen in 2006 en voorspellen dat de bodemrechter waarschijnlijk hetzelfde zal beslissen, terwijl een andere een compleet ander besluit neemt in 2015? Het is tijd dat meer specialistische kamers worden ingesteld bij de rechterlijke macht, waardoor uitspraken meer weloverwogen zijn en niet zo lang duren.