In de afgelopen regeerperiode heeft de minister van Juspol een gespannen en onvriendelijke situatie in stand gehouden met de bonden en de werknemersvertegenwoordigers die in de organisatie opereren. De relatie werd beheerst door daden vanuit de minister die voortkwamen uit rancune en discriminatie van het vakverenigingswezen. We schreven ettelijke keren dat dat in het minst verwacht moest worden van een minister die juist moest waken over de naleving en de beleving van de mensenrechten en de grondrechten. Het recht om zich te organiseren is een van de grondrechten, maar de minister kon het zich permitteren om dit niet te begrijpen. Het is te begrijpen waarom hij is vervangen in dit kabinet. Op het ministerie zit nu een echte jurist die zich ook als zodanig profileert, haar hele maatschappelijke carrière al. De vorige Juspol-minister functioneerde niet op basis van zijn juridische kennis welke hij als ‘meester in de rechten’ geacht wordt te bezitten, maar teerde puur op macht verkregen vanuit de coalitiesamenwerking. Het resultaat was dat de minister functioneerde zonder zijn bijzondere taken vanuit het Besluit Taakomschrijving Departmenenten serieus te nemen. Hij functioneerde meer als politicus in verkiezingstijd, dan een minister geinteresseerd in zijn beleidsgebied. Met name met de bond van de pa’s is er een zeer slechte relatie geweest. Daarbij hebben zich enkele klassieke gevallen van vakbondsdiscriminatie voorgedaan zonder dat de president ingreep. We denken dan aan het treffen van maatregelen tegen bondsbestuursleden zoals mutaties en het oprichten van schaduwvakbonden oftewel het beïnvloeden van processen binnen de organisatie leidende tot bestuursverkiezingen. Op gegeven moment was er een groep mensen die zich ook uitgaf als bestuur en die vond dat het bestuur te onvriendelijk was tegen de minister, rechtszaken tegen de minister aanspande en zich niet onderdanig opstelde tegen de minister. De eis van de BPAS is consistent geweest en heel duidelijk. Technisch bleken die eisen moeilijk door te voeren omdat het ging om concepties en beleid. Een vraag die bijvoorbeeld opkomt is of het Korps Politie Suriname (KPS) gelijkwaardig is aan het Korps Penitentiaire Ambtenaren (KPA). Die vraag is belangrijk voor het belonen van de medewerkers en het inrichten van de organisaties. De relatie tussen de minister en de bond is nooit goed gekomen. Er breken kennelijk goede tijden aan voor de bond, waarmee we niet zeggen dat de wensen van de bond zullen worden ingewilligd. De huidige minister van Juspol is als jurist op de hoogte hoe zij in het kader van de wetgeving zich moet opstellen tegen de bond. De eisen van de bond zijn jarenlag constant, de regering moet vaststellen wat haar beleid is op het stuk van de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende overheidsonderdelen. Op basis daarvan is het mogelijk om duidelijkheid te krijgen of de eis van de BPAS zoals die nu luidt kan worden ingewilligd, eventueel op termijn. Het is geboden dat aan dit hoofdstuk van de BPAS een einde komt. Tegen de voorzitter van de BPAS is een zekere campagne gevoerd de afgelopen jaren. Hij zit nog aan. Daags terug had de bond onder zijn leiding een onderhoud met de nieuwe minister. Deze minister weet over de geschiedenis wat betreft de verhouding tussen de bond en de minister. Desondanks heeft de minister binnen korte tijd na haar aantreden de bond ontvangen. De bond heeft het gesprek aangeduid als kort en luchtig. Dat betekent dat in grote lijnen de prioriteiten van de bond aan de orde zijn gebracht. Verwacht wordt dat de technische diepgaande gesprekken in september plaatsvinden. Bij het oplossen van het ‘geschil’ tussen de bond en de minister moet onderscheid gemaakt worden tussen de vraag of de korpsen gelijkwaardig zijn en of uitvoering van een gerechtvaardigde eis op dit moment financieel haalbaar is, gezien de toestand van de staatskas. De bondsvoorzitter heeft hoop, hij zegt dat pas na 4 jaar de bond een positief gesprek heeft gehad met een minister. De bondsvoorzitter heeft het gevoel dat de minister weet waar het om gaat en dat mag van deze minister verwacht worden. Er zijn in de eisen van de KPA enkele vorderingen geboekt. De raad van ministers had de aanstelling van een korpschef voor het korps al goedgekeurd. De minister heeft al laten doorschemeren dat ze een zodanige maatregel alleen zal doorvoeren als de huidige raad van ministers zijn goedkeuring eraan geeft. Dat lijkt wel een redelijk uitgangspunt. Met stelligheid kan worden verwacht dat de relatie tussen de bond en de minister verbetert. De kans is daardoor groter dat er duidelijkheid komt in de slepende kwestie van de BPAS. Daarvoor waren twee welwillende partijen nodig die nu wel aanwezig zijn.