Naar aanleiding van de brief ten aanzien van ‘acceptatie’ van het voorstel van Sandew Hira van de hoofdverdachte D. Bouterse in de decembermoorden strafzaak, kan de Stichting 8 december 1982 Bouterse op basis van zijn daden en uitspraken in het verleden gedaan hem niet eens ‘het voordeel van de twijfel geven’. De stichting is van oordeel dat de weg die de nabestaanden hebben ingeslagen op zoek naar gerechtigheid niet verlaten wordt en dat de objectieve en onafhankelijke rechterlijke macht, alwaar het proces loopt tot waarheidsvinding, moet komen en de verdachten die de 15 mannen gefolterd en vermoord hebben, indien schuldig bevonden, moet veroordelen. Dit stelt de voorzitter van de Stichting 8 december 1982, Sunil Oemrawsingh.
De hoofdverdachte, die sinds 8 december 1982 niet de moed en de convictie heeft getoond te staan achter zijn daden en steeds heeft volhard in de grote leugen dat de slachtoffers op de vlucht zijn doodgeschoten en hij dat niet lijfelijk aanwezig was tijdens de gruwelijke moordpartij op 8 december in het Fort Zeelandia, heeft zijn geloofwaardigheid bij de nabestaanden en grote delen van de gemeenschap tot nul gereduceerd. Naast deze grote leugens probeert de hoofdverdachte D. Bouterse nu middels het sentiment, en met medewerking van dhr. Sandew Hira grove mensenrechtenschendingen, waaronder moord en folteringen, ‘even weg te poetsen’ middels een interview. Noch dhr. Bouterse noch Sandew Hira heeft de monopolie over de waarheid. Het is overigens opmerkelijk dat de verdachte Bouterse zelf in een schrijven aan de pg om onderzoek gevraagd had naar de 8 decembermoorden en nu, wederom, woordbreuk pleegt.
Straffeloosheid voor mensenrechtenschendingen is onder alle omstandigheden onacceptabel, en daarom verwerpt de Stichting 8 december 1982 de solobeweging van Sandew Hira en de verdachte Bouterse. De stichting strijdt voor recht en waarheid, omdat wat de nabestaanden hebben meegemaakt op 8 en 9 december 1982, namelijk het met geweld ophalen van hun geliefden in het holst van de nacht en ze daarna terug te zien in het mortuarium, gemarteld en doorzeefd met kogels, nooit meer door anderen hoeft te worden ervaren en dat het als een waarschuwing moet dienen voor alle machtswellustelingen dat in Suriname niemand boven wet en recht staat en iedereen verantwoordelijk gesteld gaat worden voor zijn daden.