Ik krijg vaak de vraag voorgelegd hoe ik het toch klaarspeel, om week in week uit een artikel te produceren, waaruit iets te leren valt. Sommigen beschouwen dat als het toppunt van intelligentie. Maar ik moet ook eerlijk bekennen dat de meeste reacties minder lovend zijn. Ze menen dat het is om mezelf te bewijzen en om important te willen zijn. Ik moet steeds verklaren dat het niets te maken heeft met intelligentie of om mezelf te willen bewijzen. Tegenover wie zou ik dat moeten doen? Wat heb ik aan het oordeel van miss Joosje of zelfs van professor die en die. Wat koop ik daarvoor? Op internet kan men al van alles over mij vinden. Bladzijden vol. In elke bibliotheek in Nederland kan men iets over mij vinden. Op Aruba, op Curaçao, in Costa Rica, Barbados, Trinidad, Australië, Ghana zelfs helemaal in Rusland. Men begrijpt maar niet, of wil niet begrijpen dat ik het rondsturen van essays gewoon als mijn werk zie. Als mijn plicht zogezegd. Zo men wil als mijn roeping. Het is gewoon een vorm van beroepsdeformatie. Of misschien wel gewoon de voortzetting van de Griekse traditie, waarvan de grondslag werd gelegd door de grote filosofen van weleer Socrates, Plato en Aristoteles. Zij waren het, die de overdracht van kennis zonder iets daarvoor terug te verlangen introduceerden. Daar wij in Suriname niet vertrouwd zijn met het genus hoogleraar is het misschien niet overbodig, dat ik hierop de zoveelste toelichting geef. Wat doet een dergelijke functionaris eigenlijk, waarom doet hij dat? Hoe doet hij dat?
Ik herinner mij de discussies, toen een aantal wetenschappers tot full time hoogleraar moesten worden benoemd bij de instelling van onze universiteit. Dat geschiedde dan door professoren van de universiteiten van Amsterdam en Leiden die onder meer tot taak hadden onze geschiktheid te beoordelen. Dat was niet zo moeilijk. De geschiktheid als professor wordt meestal vastgesteld aan de hand van de kwaliteit van zijn proefschrift. Daarmee heeft hij de wetenschap een stukje vooruit geholpen en heeft bewezen aan wetenschap te kunnen doen.. Hij moet dus in staat zijn mensen op te leiden die de wetenschap ook vooruit kunnen helpen. Moeilijker was de vraag wat hij zou moeten verdienen. Er werd uitgegaan van het salaris van een departements directeur net als in Nederland. Drs. Andre Brahim destijds directeur van het departement van Financiën was daar fel tegen, daar de hoogleraren volgens hem minder zouden behoeven te doen dan departementsdirecteuren. Hoewel de man zelf academicus was, had hij daar blijkbaar niet veel van begrepen of had er nooit bij stilgestaan. (Nederland was bereid onze salarissen aan te vullen).
Een hoogleraar hoeft inderdaad vrijwel overal in de wereld, slechts hooguit zes uren per week les, college geheten, te geven. Maar dat is schijn. Van hem/haar wordt verwacht dat hij/zij constant studeert. Hij maakt soms zelfs meer uren dan de departementsdirecteur. Het resultaat van zijn onderzoek draagt hij over op zijn studenten of verschijnt in kranten of vakbladen. Dat is zijn prikklok. Periodiek moeten boeken en essays van zijn hand verschijnen. Anders wordt hij/zij wegens ambtsverzuim ontslagen. Publish or perish luidt het parool in Amerika. De effectiviteit van een hoogleraar wordt nimmer gemeten aan de hand van het aantal geslaagden. Slechts aan de hand van zijn geschrijf. Men zou heus niet zoveel aan hoogleraren betalen als men had gemeend dat ze weinig te doen hadden. In veel landen wordt het hoogleraren ontraden om achter het stuur van een auto te zitten. Ze zitten constant aan hun theorieën of formuleringen voor hun artikelen of boeken te denken en kunnen zodoende brokken maken. Men heeft talrijke moppen over hoogleraren. Ik weet niet of dit een mop is. Isaac Newton de man van de zwaartekracht theorie had een hond die steeds uitgelaten wenste te worden wanneer hij aan het studeren was. Hij maakte een opening in zijn achterdeur zodat de hond zelf naar buiten kon gaan om haar behoefte te doen. De hond kreeg twee kleintjes. Newton maakte twee kleine gaten naast de grote voor de kleintjes. Voor de waarheid van het verhaal kan ik niet instaan.
De kern van de zaak is dat nergens zoveel burn out en stress voorkomt als onder professoren. De eigenlijke opleiding van de studenten wordt verzorgd door gewone docenten. Die moeten normale uren maken. Ze weten weinig over veel zaken. Ze werken uit handboeken die veel zaken behandelen soms het hele vakgebied. De hoogleraar weet veel van weinig zaken. Hij werkt met monografieën die een enkele zaak behandelen.
De hoogleraar houdt zich dus bezig met de wetenschap. Wat is dat eigenlijk? Het weten, en hoe komt men iets te weten. Meestal komt men aan weten door dingen waar te nemen. Ik heb een tuin. Mijn aandacht wordt steeds getrokken door grietjebies die naar elkaar en naar andere vogels pikken. Ik krijg dus kennis van de aard van grietjebies. Ik trek de conclusie: grietjebies zijn agressieve vogels. Dit noemt men inductief redeneren. Men komt tot een algemene regel, generalisatie geheten, op grond van een aantal specifieke waarnemingen.
De eerste die zich wetenschappelijk met deze kwestie bezighield, was Aristoteles (384-322 v. Chr). Hoewel hij de inductie als een onmisbaar wetenschappelijk hulpmiddel zag, was hij echter van mening dat wij met deze methode niet tot een absolute zekerheid kunnen komen,
De Brit David Hume (1711-1776) gaf aan dat het de mens niet was gegeven een oneindig aantal gevallen waar te nemen. Er is steeds sprake van een eindig aantal waarnemingen. Derhalve is het onmogelijk voor de mens om universele uitspraken te rechtvaardigen aangaande de werkelijkheid op basis van ervaring of waarneming.. Wetenschappelijke theorieën zouden volgens hem geen waarheidspretentie hebben. Ze zouden steeds moeten worden beschouwd als voorlopig. De taak van de wetenschapper zou zijn juist te proberen te bewijzen dat ze onjuist zijn. Volgens hem was wetenschap een proces van gissing en weerlegging. Wetenschappelijke vooruitgang zou hierin schuilen, dat theorieën in de loop van de tijd worden vervangen door betere theorieën, die de waarheid steeds dichter benaderen.
(Wordt vervolgd op vrijdag 24 juli)
Mr. dr. W. R. W. Donner (Emeritus Hoogleraar)