Tijdens de Ramadan, de maand waarin de initiëring van Goddelijke openbaringen gevat in de heilige Koransharief aan de profeet Sri Mohammed (vrede zij met hem) geschiedden in de grot toepasselijk genoemd GharHira (diamanten huis) in Mekka, wordt één van de vijf zuilen van de Islam, het vasten (Saum, de derde zuil), geboden. Deze wordt gepraktiseerd onder andere met het doel het besef te bestendigen dat anderen met minder of het minste moeten trachten te overleven en velen verstoten van het minste niet eens overleven. Het meest belangrijke is de uit deze edele gedachtegang voortvloeiende actie ter bestrijding van het armoedefenomeen, de vierde zuil, de verplichte zakaat (de bijdrage uit eigen middelen ten behoeve van de barmhartigheid welke als een hebzucht reinigende handeling wordt beschouwd; zaka betekent reinigen).
‘Jammer dat buiten de Islam de Itikaaf minder geaccentueerd wordt. Hierbij trekt men zich terug in contemplatie in de moskee gedurende de Ramadan, verblijvende geheel afgezonderd, om het tijdelijke karakter van het wereldse en daardoor de noodzaak van ongebonden zijn aan de aardse aspecten te benadrukken.‘Vermeldenswaard is dat de Ramadan dit jaar samenviel met de heilige hindoeïstische Malmaas of de Purushottammaas, de Goddelijke maand, de maand van de verheven(uttam) mens(purush), welke volgens de Indiase astrologie ongeveer om de 3 jaren weerkeert en zoals de benaming weerspiegelt, een maand is waarin de zegeningen van deugdelijk handelen geamplificeerd (excessief vermeerderd) worden, zoals ook tijdens de Ramadan’, legt pandit drs. Rob P. Sitaldin als voorzitter Priesterraad Shri Sanatan Dharm Maha Sabha Suriname uit.
Diepgaand dient een ieder, moslim en geen moslim, en ook de niet- gelovigen zich te buigen over de boodschap van deze hoogtijdagen, dat gedurende het hele jaar levenslang minimaal de legitieme minder bedeelden bedacht dienen te worden en moet worden getracht om zo onthecht als mogelijk te leven. Zonder relatieve onthechting is vrijwillig afstand nemen van zaken ten behoeve van hulp aan anderen niet mogelijk. Deze idealen, zakaat (barmhartigheidsgift), saum (vasten) en Itikkaaf (afgezonderd leven) zijn allen te vinden in de Hindoeïstische levensbeschouwing.
Materiele giften (arthadaan), het voeden van een ieder die tijdens etenstijd binnenstapt, al moeten de huisgenoten met minder doen, alsmede immateriële giften, zoals vidyaadaan (kennisoverdracht zonder enige tegenprestatie), is verplicht voor elke Hindoe.
Het vasten (vrat) is één van de wezenlijke herkenbare uitingen van het Hindoeïsme en bestaat op vele niveaus van intensiviteit, zowel in duur als in voeding. Van één dag per week tot 40 dagen of langer in het jaar en gedurende al de religieuze hoogtijdagen zoals Navratrie (de negendaagse verering van de Almachtige als dank voor al de mogelijke levensaspecten), Dipavli (het lichtfeest) etc. Vrijwel elke Surinamer weet dat vele Hindoes (jammer niet allen) minimaal een dag per week geen vlees en vis eten. Een significant deel vast twee dagen per week. Iemand die een keer per week en dan zeker ook nog tijdens de bekende hoogtijdagen vast, heeft in een jaar minimaal 90 dagen (3 maanden) gevast; bij 2 dagen per week is dit 142 dagen, bijna 5 maanden in een jaar.
Als door het beperkte verbruik tijdens het vasten, de medische , de mentale en transcendentale positieve effecten (doordat bijvoorbeeld minder vlees genuttigd en daardoor minder gedood wordt) en de gunstige gevolgen voor de consumptieve beschikbaarheid van middelen, alsmede de financiële, in acht worden genomen, kan apodictisch worden gezegd dat het vasten alleen maar favorabel kan zijn.
In de Hindoeïstische religie c.q. cultuur is al duizenden jaren de sociale noodzaak van het in perken houden van de consumptie onderschreven en om de doorsnee,de minder ontwikkelde bevolkingsgroepen, ertoe te bewegen om hieraan mee te werken, is vanuit de religie (metaforisch/ allegorisch) mythen met pedagogische inslag door de wijzen (rishies) gegenereerd, zoals de Ekaadashi vrat (de elfde dag conform de maankalender, twee keren per maand) waarbij men vast, omdat telkens op deze dag alle zonden in voedingsmiddelen, in het bijzonder in graan (basisproduct) geconcentreerd zou zijn en het nuttigen hiervan (op deze dag) het gevolg zou hebben, dat de in de graan verzamelde zonde, over zou gaan op de consumerende. De meer ontwikkelden vasten niet vanwege deze vreesopwekkende mythen, maar uit voornoemde rationele overwegingen; de spirituele eigenschappen van voeding is nu alom erkend.
Belangrijk zijn dus de economische en sociale effecten voorvloeiende uit deze gewoonte van vasten, waardoor het tekort door de afgenomen vraag wordt verminderd en dus meer voedsel, voor meer mensen, ter beschikking komt. In de yogahfilosofie van Patanyali is in de achtdelige raja-yogah (koninklijke yogah), soberheid (niyama), zelfbeheersing (yam) en beperking(pratyahaarah) d.i. het intomen van de zintuigen tot gestadige proportionele beperking van aards genot essentieel en is al eeuwen de rode draad in de hindoeïstische leefwijze; jammerlijk niet voldoende toegepast maar gelukkig al decennialang wederom in opmars. Mijn eigen definitie voor yogah is dusdanige beheersing van de psychosomatische factoren dat de touch ontstaat tussen het diepste innerlijke, onze ziel (Atma) en de Schepper
Vrijwel al de onderdelen, zoals kuisheid, zuiverheid, concentratie op de Almachtige, van deze ashtananga yogah (achtdelige yogah) vinden wij terug in de Islam tijdens de Ramadan.
Deze summiere belichting van een enkel aspect illustreert al een brede overeenkomst tussen de Islam en het Hindoeïsme. Beide hebben het streven naar een harmonieuze samenleving, onder andere via praktiseren van respectievelijkde Ramadanvoorschriften en de yogahfilosofie.
‘Besluitende citeer ik de krachtige weergave van deze overeenkomst door de filosoof Mansukh Patel: ‘word meester van uw verlangen en laat u leiden door ethische principes. Beslis met uw hart en laat uw geest volgen. Zo schept u een levensstijl die opbouwend is voor u zelf en harmonie brengt in uw omgeving’’, aldus pandit Sitaldin.